In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Par. 3 Diensten
Slide 1 - Tekstslide
1.1 De Nederlandse landbouw
Hoofdstuk 1: Made in The Netherlands
1.2 De Nederandse industrie
1.3 Diensten
1.4 Bronnen: Verkeer en vervoer in Nederland
Deelvraag = Hoe ziet de dienstensector eruit?
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan uitleggen waarom steeds meer mensen in de dienstensector werken.
Ik ken het verschil tussen diensten met- en zonder baliefunctie.
Ik weet voorbeelden van dagelijkse en gespecialiseerde voorzieningen.
Ik kan voorbeelden geven van commerciële en niet-commerciële diensten.
Ik kan uitleggen wat de begrippen reikwijdte en verzorgingsgebied betekenen.
Slide 3 - Tekstslide
Dienstensector
Winkels, restaurants, ziekenhuizen, scholen, transport, en vooral kantoren
Hoe ziet onze dienstensector eruit?
Slide 4 - Tekstslide
Van welke diensten maak jij gebruik?
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Veel landbouw, maar 31% diensten
Weinig landbouw, 82% diensten
Slide 7 - Tekstslide
Waarom is de dienstensector het grootst in Nederland?
Slide 8 - Open vraag
Dienstensector is de grootste sector in Nederland.
Waarom? Dat komt omdat andere sectoren (Landbouw en industrie) steeds kleiner worden. Neem het voorbeeld aan mechanisatie waardoor steeds minder banen nodig zijn.
Welke kleur zijn de staafjes van de commerciele diensten?
Slide 9 - Tekstslide
Bedrijven die de diensten aanbieden noemen we:
Voorzieningen
Met baliefunctie
zonder baliefunctie
Wordt bezocht dóór klanten.
Restaurants, ziekenhuizen,
Klanten zien de medewerkers niet.
Een verzekeringskantoor
Slide 10 - Tekstslide
Bedrijven die de diensten aanbieden noemen we:
Voorzieningen
Dagelijkse-voorzieningen
Gespecialiseerde voorzieningen
Bezoekers komen hier iedere dag of week
School, supermarkt
Bezoekers komen hier vaak maar 1 keer.
Pianowinkel, Rijksmuseum
Slide 11 - Tekstslide
Waar vestigingen voorzieningen zich dan?
- Dagelijkse voorziening met baliefunctie
Als ergens veel mensen wonen heb je ook veel scholen en restaurants, bakkers en supermarkten
De reikwijdte van deze voorzieningen is klein
- Dagelijkse voorziening zonder baliefunctie
Ontvangen geen klanten maar moet wel goed bereikbaar zijn voor personeel. Bijv. verzekeringskantoor
Langs de snelweg dicht bij grote steden.
Reikwijdte is groot
Slide 12 - Tekstslide
Bedrijven die de diensten aanbieden noemen we:
Voorzieningen
Commercieel
Niet commercieel
Winkels die failliet gaat als zij geen omzet /winst maken
Voorzieningen waarvan de overheid weet dat iedereen het nodig heeft.
Ziekenhuis, huisarts, school, politie
Slide 13 - Tekstslide
Voorzieningen zijn..
A
Diensten waar mensen gebruik van maken
B
De grenzen van steden, zoals een stadspoort
C
Een uitkijktoren op de grens van steden
D
Mensen die de stad besturen, zoals burgemeesters
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen voorziening?
A
Politiebureau
B
Openbaar vervoer
C
Kerk
D
Kantoorpand
Slide 15 - Quizvraag
Een webshop is een voorbeeld van een voorziening met baliefunctie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een dagelijkse voorziening?
A
Pianowinkel
B
Burger Zoo
C
School
D
De kaaswinkel
Slide 17 - Quizvraag
Een commerciële voorziening wil altijd ________ maken
A
diensten
B
winst
C
producten
D
tijd
Slide 18 - Quizvraag
Reikwijdte
De afstand die de klanten willen afleggen voor een dienst.
Vergelijk: supermarkt met Ikea
Slide 19 - Tekstslide
Wat is reikwijdte?
A
Afstand tot voorzieningen
B
Afstand die klanten willen afleggen voor de voorzieningen
C
Hoe ver weg de klanten wonen
D
Het gebied waar de voorziening verantwoordelijk voor is
Slide 20 - Quizvraag
Wie heeft er een grotere reikwijdte?
A
Intertoys
B
Supermarkt
C
Sportschool
D
Academisch ziekenhuis
Slide 21 - Quizvraag
Verzorgingsgebied
Een gebied waar de klanten van een bedrijf of voorziening wonen
Slide 22 - Tekstslide
Wat heeft het grootste verzorgingsgebied
A
Hema
B
Ikea
C
Blokker
D
Zeeman
Slide 23 - Quizvraag
Vragen?
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan uitleggen waarom steeds meer mensen in de dienstensector werken.
Ik ken het verschil tussen diensten met- en zonder baliefunctie.
Ik weet voorbeelden van dagelijkse en gespecialiseerde voorzieningen.
Ik kan voorbeelden geven van commerciële en niet-commerciële diensten.
Ik kan uitleggen wat de begrippen reikwijdte en verzorgingsgebied betekenen.