(2m) H1 diensten paragraaf 3 deel 2

Planning:
  • Vorige les
  • Aantekening 1.3
  • Foto's bij begrippen 1.1, 1.2 en 1.3
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • waarom er steeds meer mensen in de dienstensector werken.
  • voorbeelden geven van diensten met en zonder baliefunctie.
  • voorbeelden geven van dagelijkse en gespecialiseerde voorzieningen.
  • voorbeelden geven van commerciële en niet-commerciële diensten.
  • uitleggen wat de begrippen reikwijdte en verzorgingsgebied betekenen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning:
  • Vorige les
  • Aantekening 1.3
  • Foto's bij begrippen 1.1, 1.2 en 1.3
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • waarom er steeds meer mensen in de dienstensector werken.
  • voorbeelden geven van diensten met en zonder baliefunctie.
  • voorbeelden geven van dagelijkse en gespecialiseerde voorzieningen.
  • voorbeelden geven van commerciële en niet-commerciële diensten.
  • uitleggen wat de begrippen reikwijdte en verzorgingsgebied betekenen.

Slide 1 - Tekstslide

 1.1 De Nederlandse landbouw

Hoofdstuk 1: Made in The Netherlands
1.2 De Nederandse industrie
1.3 Diensten


1.4 Bronnen: Verkeer en vervoer in Nederland


Deelvraag = Hoe ziet de dienstensector in Nederland eruit?

Slide 2 - Tekstslide

Benodigde voorkennis 
Je weet wat de dienstensector is
Je weet wat een voorziening is
Je weet wat mechanisatie is
Je weet commercieel is
tertiaire of derde sector. Het werk dat je doet voor iemand anders om een dienst te leveren. bijv. kapper, docent of brandweerman
Een bedrijf of instelling waar je naartoe gaat om een product of een dienst te halen, die je nodig hebt om prettig te kunnen leven.
Als het werk in de industrie voor een deel is overgenomen door machines.
personen, bedrijven en-of overheden die als doel hebben winst te maken

Slide 3 - Tekstslide

uitleg/aantekeningen

Slide 4 - Tekstslide

Bedrijven die de diensten aanbieden noemen we:
Voorzieningen
Dagelijkse voorzieningen
Gespecialiseerde voorzieningen
Bezoekers komen hier iedere dag of week

School, supermarkt 
Bezoekers komen hier vaak maar 1 keer. 

Pianowinkel, Rijksmuseum
dagelijkse voorziening    Voorziening waarvan je de diensten of producten vrijwel dagelijks nodig hebt.
gespecialiseerde voorziening    Voorziening waarvan je de diensten of producten maar een enkele keer nodig hebt, of waarvan maar enkele mensen gebruikmaken.

Slide 5 - Tekstslide

Bedrijven die de diensten aanbieden noemen we:
Voorzieningen
Commercieel
Niet commercieel
Winkels die failliet gaat als zij geen omzet /winst maken.

supermarkt, bakker, kapper enz.
Voorzieningen die geen winst mogen maken en niet (gelijk) betaald worden voor hun dienst.
Ziekenhuis, huisarts, school, politie 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
Voorzieningen met Bali functie en zonder?
Commercieel en niet-commercieel?
Dagelijks of gespecialiseerde ?

Slide 7 - Tekstslide

Reikwijdte
De afstand die de klanten willen afleggen voor een dienst of goed. 

Slide 8 - Tekstslide

Verzorgingsgebied
Een gebied waar de klanten van een bedrijf of voorziening wonen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Waar vestigingen voorzieningen zich dan?
- Dagelijkse voorziening met baliefunctie
Als ergens veel mensen wonen heb je ook veel scholen en supermarkten. 

De reikwijdte van deze voorzieningen is niet groot. 
- Voorzieningen waar mensen voor willen reizen:

- Bedrijven zitten vaak bij elkaar in de buurt
- Schoenenwinkels in een winkelstraat
- Woonwinkels bij elkaar
-Autodealers samen op een terrein 


reikwijdte: De afstand die de klanten willen afleggen voor een dienst of goed.

Slide 11 - Tekstslide

Waar vestigingen voorzieningen zich dan?
- Dagelijkse voorziening zonder baliefunctie
Ontvangen geen klanten maar moet wel goed bereikbaar zijn voor personeel. 

Langs de Snelweg dicht bij grote steden. 
baliefunctie    Kenmerk van een bedrijf waar klanten zelf naartoe moeten om gebruik te maken van de producten of diensten van dat bedrijf.

Slide 12 - Tekstslide

maar wat heeft infrastructuur te maken met diensten?
infrastructuur: Bij Infrastructuur denken mensen vooral aan: Wegen, Waterwegen, Treinverbindingen en luchtverkeer die de overheid moet aanbieden.

Slide 13 - Tekstslide

zelfstandig werken
Zoek nu bij de aantekeningen van 1.1 t/m 1.3 afbeeldingen
*5 tot 10 per paragraaf

VOLGENDE WEEK POSTER (proefwerk)


timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

herhalen/nabespreken

Slide 15 - Tekstslide

Welke voorziening heeft het grootste verzorgingsgebied?
A
bakker
B
bioscoop
C
voetbalstadion
D
school

Slide 16 - Quizvraag

Wie heeft er een grotere reikwijdte?
A
Ziekenhuis
B
Supermarkt
C
Schoenenwinkel
D
Snackbar

Slide 17 - Quizvraag

Welke voorziening is er niet commercieel?
A
School
B
Supermarkt
C
Theater
D
Sportschool

Slide 18 - Quizvraag

Een voorziening met een baliefunctie wordt niet door klanten bezocht.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Een commerciële voorziening wil altijd ________ maken
A
diensten
B
winst
C
producten
D
tijd

Slide 20 - Quizvraag

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
timer
1:00
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll