In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
THEMA 13
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
In de video zag je een ernstige vorm van Parkinson, een zenuwaandoening. Bedenk zoveel mogelijk dingen die mis kunnen gaan als het zenuwstelsel niet goed werkt.
timer
1:30
Slide 3 - Open vraag
Doel vandaag
Je kunt de drie verschillende typen neuronen én de gliacellen van elkaar onderscheiden op basis van uiterlijk en werking
Slide 4 - Tekstslide
Bij welk lichaamsdeel beïnvloed het zenuwstelsel de werking van het hormoonstelsel? Zo specifiek mogelijk (voorkennis)
Slide 5 - Open vraag
Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel hebben beide een aansturende functie in het lichaam. Wat zijn volgens jou de belangrijkste verschillen tussen beide systemen?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
micro-gliacel
astrocyt
neuron
oligodendrocyt
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen van Schwann worden twee beweringen gedaan. 1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen. 2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1
B
2
C
beide juist
D
beide onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Op basis van welke kenmerken kun je de drie verschillende typen zenuwcellen uit elkaar houden?
Slide 15 - Open vraag
Uit welke soort cellen bestaan je hersenen voornamelijk?
A
Sensorische zenuwcellen
B
Motorische zenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 16 - Quizvraag
A
Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
B
Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4
C
Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
D
Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4
Slide 17 - Quizvraag
Je stapt onder de douche. Je voelt dat het water nog heel koud is en springt gelijk weer uit de douche.
Benoem de stappen die plaatsvinden in je lichaam vanaf het moment dat je het water voelt tot aan het moment dat je wegspringt. Gebruik de termen prikkel, receptor, impuls, sensorische zenuwcel en motorische zenuwcel
Slide 18 - Open vraag
Geef antwoord op deze vraag in de volgende slide
Slide 19 - Tekstslide
Welke cellen vertonen deze verstoorde werking?
A
motorische neuronen
B
schakelneuronen
C
sensorische neuronen
Slide 20 - Quizvraag
Rond 300 voor Christus bestond in Alexandrië een plaats aan de Middellandse Zee, een bloeiend wetenschappelijk centrum. Bekende geleerden uit deze zogenaamde Alexandrijnse school zijn Herophilus en Erasistratus. Zij bestudeerden onder andere de bouw en werking van het menselijk lichaam. Herophilus onderzocht hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leidden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid. Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen. Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
A
alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
B
alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
C
alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen
D
motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen
Slide 21 - Quizvraag
Een impuls wordt overgedragen van cel op cel. Welke cellen kunnen dit zijn?
I - motorische zenuwcel op spiercel II - schakelcel op schakelcel III - motorische zenuwcel op schakelcel IV - schakelcel op sensorische zenuwcel