Les 1 Anatomie zenuwstelsel

THEMA 10
Gebruik je hersens

Over het zenuwstelsel en spieren



1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

THEMA 10
Gebruik je hersens

Over het zenuwstelsel en spieren



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

In de video zag je een ernstige vorm van Parkinson, een zenuwaandoening. Bedenk zoveel mogelijk dingen die mis kunnen gaan als het zenuwstelsel niet goed werkt.
timer
1:30

Slide 3 - Open vraag

Doel Thema
Na dit thema kun je:
  • De werking van een gezond zenuwstelsel uitleggen
  • symptomen van zenuwziekten (deels) verklaren en voorspellen
  • de werking van pijnstillers / drugs / medicijnen op een organisme (deels) verklaren en voorspellen
  • Verklaren hoe organismen met behulp van het zenuwstelsel kunnen reageren op hun omgeving.

Slide 4 - Tekstslide

Doelen vandaag
  • Je kent de verschillende functies van het zenuwstelsel
  • Je kunt verschillende functies van het zenuwstelsel indelen: animaal, autonoom, orthosympatisch, parasympathisch (ook rest vh hfst)
  • Je kunt verschillende delen van het zenuwstelsel anatomisch indelen onder het centraal en perifeer zenuwstelsel. 
  • Je kunt de drie verschillende typen neuronen én de gliacellen van elkaar onderscheiden op basis van uiterlijk en werking

18.1 leren, lesson-up maken, thema 10 opdracht 1 maken

Slide 5 - Tekstslide

Bij welk lichaamsdeel beïnvloed het zenuwstelsel de werking van het hormoonstelsel? Zo specifiek mogelijk (voorkennis)

Slide 6 - Open vraag

Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel hebben beide een aansturende functie in het lichaam. Wat zijn volgens jou de belangrijkste verschillen tussen beide systemen?

Slide 7 - Open vraag

Leerdoel
Je kunt op basis van een symptoom bepalen of een drug, ziekte of medicijn invloed heeft op het animaal, autonoom orthosympathisch, of autonoom parasympathisch zenuwstelsel

Slide 8 - Tekstslide

Functie
BINAS 88 B

Slide 9 - Tekstslide

Symptomen bij cannabis gebruik
Animaal
Orthosympathisch
Parasympathisch
vaatverwijding (rode ogen)
vertraagde reactietijd
verstoorde coordinatie en evenwicht
verhoogde hartslag

Slide 10 - Sleepvraag

Wanneer men de populatie gewonde verkeersdeelnemers vergelijkt met gewone verkeersdeelnemers blijkt dat recent cannabisgebruik de kans, om bij een verkeersongeval gewond te raken, 3 keer zo groot is.

Slide 11 - Tekstslide

Symptomen bij diazepam (Valium)
Animaal
Orthosympathisch
Parasympathisch
trage ademhaling
verminderde spierspanning
wazig zien
slaperigheid

Slide 12 - Sleepvraag

Anatomie
Centraal:
Ruggemerg en Hersenen
schakelcellen

Perifeer:
sensorische en motorische neuronen.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

opdracht
BINAS 88A

Vergelijk de drie typen neuronen:
-verbindt wat met wat?
-verhouding dendriet/axon?
-plaats cellichaam?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Koppel de zenuwcellen bij de het juiste anatomische onderdeel
Centraal zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel

Schakelneuron
Sensorische neuron
Motorische neuron

Slide 19 - Sleepvraag

Rugzijde
Buikzijde
Sensorisch neuron
Witte stof
Grijze stof
Motorisch neuron

Slide 20 - Sleepvraag


prikkel

receptor

effector

schakelcel

sensorische neuron

motorische neuron

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

micro-gliacel
astrocyt
neuron
oligodendrocyt

Slide 23 - Tekstslide

bloed-brein barriere

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen van Schwann worden twee beweringen gedaan.
1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.

Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1
B
2
C
beide juist
D
beide onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Op basis van welke kenmerken kun je de drie verschillende typen zenuwcellen uit elkaar houden?

Slide 27 - Open vraag

Uit welke soort cellen bestaan je hersenen voornamelijk?
A
Sensorische zenuwcellen
B
Motorische zenuwcellen
C
Schakelcellen

Slide 28 - Quizvraag


A
Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
B
Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4
C
Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
D
Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4

Slide 29 - Quizvraag

Je stapt onder de douche. Je voelt dat het water nog heel koud is en springt gelijk weer uit de douche.

Benoem de stappen die plaatsvinden in je lichaam vanaf het moment dat je het water voelt tot aan het moment dat je wegspringt. Gebruik de termen prikkel, receptor, impuls, sensorische zenuwcel en motorische zenuwcel

Slide 30 - Open vraag

Geef antwoord op deze vraag in de volgende slide

Slide 31 - Tekstslide

Welke cellen vertonen deze verstoorde werking?
A
motorische neuronen
B
schakelneuronen
C
sensorische neuronen

Slide 32 - Quizvraag

Rond 300 voor Christus bestond in Alexandrië een plaats aan de Middellandse Zee, een bloeiend wetenschappelijk centrum. Bekende geleerden uit deze zogenaamde Alexandrijnse school zijn Herophilus en Erasistratus. Zij bestudeerden onder andere de bouw en werking van het menselijk lichaam.
Herophilus onderzocht hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leidden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid. Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.
Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
A
alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
B
alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
C
alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen
D
motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen

Slide 33 - Quizvraag

Een impuls wordt overgedragen van cel op cel. Welke cellen kunnen dit zijn?

I - motorische zenuwcel op spiercel
II - schakelcel op schakelcel
III - motorische zenuwcel op schakelcel
IV - schakelcel op sensorische zenuwcel
A
I en II
B
II en III
C
III en IV
D
I en IV

Slide 34 - Quizvraag

Huiswerk
18.1

Oefenvragen

Slide 35 - Tekstslide