Antwoorden herhaling ecostof

Vraag 1.

  • Het rentepercentage kan veranderd zijn 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vraag 1.

  • Het rentepercentage kan veranderd zijn 

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 2
  • A. 

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 3
  • Als de bank winst gaat maken gaat dit rechtstreeks naar de overheid 

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 4
  • 394.500.000.000 : 100 x 2,25=€8.876.250.000 (of €8,9 miljard wordt ook goed gerekend)

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 5
  • De kans dat Ierland het geld terugbetaald is kleiner en dat zorgt voor een hogere rente

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 6
  • De Ierse overheid verdient dan meer door e de extra winstbelasting en dat maakt het overheidstekort kleiner.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 7
  • Als de winstbelasting omhoog gaat zullen er buitenlandse bedrijven vertrekken en lopen ze juist meer winstbelasting mis. 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 14

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 15
  • Het minimumjeugdloon voor mensen onder de 23 jaar is lager dan die van mensen boven de 23 jaar 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 16
  • Als het verschil tussen lage lonen en hoge lonen te klein wordt, zijn mensen niet meer gemotiveerd om door te leren, omdat het voor je salaris te weinig uitmaakt .

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 17
D.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 18
  • Er zijn 3 goeie redenen:
  • Peter verdient niet genoeg voor het hoogste btw tarief.
  • De maatregel geld alleen voor nieuwe hypotheken
  • De maatregel geldt alleen voor hypotheken boven de €350.000, terwijl de hypotheek van Peter maar €214.000  is. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 19
  • A.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 20
  • Nominale premie= hoe hoog de premie minimaal moet zijn
  • Dit voorstel zorgt voor denivellering:
  • Dit komt doordat het inkomen voor iedereen evenveel stijgt.
  • Dit is in verhouding voor arme mensen een hogere stijging van het inkomen dan arme mensen

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 21

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 22
  • De btw-verhoging heeft veel spullen en diensten duurder gemaakt en daardoor voor inflatie gezorgd.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 23
  • Kalman heeft gelijk. Als de euro duur is, betekent dit dat we juist relatief veel spullen krijgen voor euro en de euro veel waard is. Dit zorgt juist voor lagere prijzen in Nederland. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 24
  • €1.140 : 100 x 2,6%= €29,64
  • €29,64 + €1.140= €1.169,64

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 25
  • Abdel heeft gelijk. 
  • De prijscompensatie die ze krijgt zorgt ervoor dat haar loon net zo hard stijgt als de inflatie en hierdoor verliest ze geen koopkracht 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 26
  • 3% - 2,6%= 0,4% 

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 27
  • De prijsstijging is 1,8%, dus dat is ook de inflatie 

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 28
  • Dit is onjuist.
  • De stijging is even hoog, maar het aandeel van vervoer bij de inflatie is juist hoger. 
  • Dit komt doordat we 6% meer van ons geld besteden aan vervoer dan kleding en daardoor heeft vervoer meer impact op de inflatie.

Slide 22 - Tekstslide