In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Maandag 16 september
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
Slide 2 - Tekstslide
De bron is:
A
Waar de tekst vandaan komt.
B
Wie de tekst heeft geschreven.
C
Waar de tekst vandaan komt en wie de tekst heeft geschreven.
D
Wie de tekst heeft geschreven en de illustraties gemaakt heeft.
Slide 3 - Quizvraag
Waarom moet je de bron helemaal noteren?
Slide 4 - Open vraag
Waarom is de bron belangrijk?
- Controleren op betrouwbaarheid;
- Makkelijker op te zoeken;
- Weet je waar de tekst vandaan komt;
- Beoordeel of een tekst actueel is.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
Slide 6 - Quizvraag
Noem een functie van het slot van de tekst.
Slide 7 - Open vraag
Wat is de functie van het slot?
- De hoofdgedachte noemen;
- Advies geven;
- Conclusie trekken;
- Korte samenvatting geven;
- Een verwachting geven;
- De vraag (die in de inleiding staat) beantwoorden.
Slide 8 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- Bladzijde 19
- Samen lezen van tekst 4
Slide 9 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- Maken opdracht 4 (15 minuten)
Slide 10 - Tekstslide
Nakijken
1. Dat er weinig jongeren naar het NOS Journaal kijken. Ook goed: jongeren aanspreken en het Journaal voor iedereen toegankelijk houden.
2. De medewerkers van de NOS / de hoofdredacteur van NOS Journaal.
Slide 11 - Tekstslide
Nakijken
3. Betekent niet letterlijk: het nieuws leuker maken. Figuurlijk heeft het woord de betekenis van aantrekkelijker en interessanter presenteren of vormgeven.
4. Alle lagen van de bevolking bedienen: hoog- en laagopgeleid, oud en jong.
Slide 12 - Tekstslide
Nakijken
5. 2 voegt een extra inhoudselement aan de tekst toe.
6. Gaat in beide gevallen om grote hoeveelheid lezers en kijkers trekken en bereiken voor nieuws .