Cursus Taal § 5 - Formeel en Informeel

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Klaarleggen:

- etui
- boek Nieuw Nederlands 
- laptop (log in op lessonup.app) 


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Klaarleggen:

- etui
- boek Nieuw Nederlands 
- laptop (log in op lessonup.app) 


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling vorige les
Paragraaf 5 formeel en informeel
Opdrachten maken
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent het begrip: communiceren?
A
Een eigen taal bedenken
B
Met elkaar contact hebben en informatie uitwisselen.
C
Nieuwe woorden bedenken voor een taal.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het Nederlandse en Chinese schrift?

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn karakters?
A
Verzameling letters of tekens die je bij een taal gebruikt om te schrijven
B
tekens die een klank of een begrip weergeven

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
je kan uitleggen wat de kenmerken zijn van formele en informele taal
verschillen tussen formele en informele taal benoemen.
Voorbeelden van formele en informele taal benoemen

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
wat
Maak opdracht 1 blz. 98
Hoe
Hoe: alleen
Hulp
Hulp: tekstboek en mevrouw Najid
Tijd
Tijd: 5 min.
Uitkomst
Uitkomst: bespreken
Klaar
Klaar: lees opdrachten 2 door. Hier kun je ook alvast aan beginnen.
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

= taal die je gebruikt in serieuze situaties. Je gedraagt je netter dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld op je werk of bij mensen die je niet super goed kent. 
  • Sollicitatiebrieven, mailtjes etc.
Formeel 
taalgebruik 

Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van formeel taalgebruik.
Vertel ook in welke situaties je dit gebruikt.

Slide 9 - Open vraag

= taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent. Denk aan je ouders, vrienden of klasgenoten. Je gebruikt informele woorden in minder serieuze situaties.  
  • Op feestjes, in de kantine etc.
Informeel 
taalgebruik 

Slide 10 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van informeel taalgebruik.
Vertel ook in welke situaties je dit gebruikt.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen
wat
Maak opdracht 2 t/m 4 blz. 98/99
Hoe
Hoe: alleen
Hulp
Hulp: tekstboek en mevrouw Najid
Tijd
Tijd: 10 min.
Uitkomst
Uitkomst: bespreken
Klaar
Klaar: lees verder in je leesboek
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

formeel
informeel
je spreekt iemand aan met 'U'
een sollicitatiebrief schrijven
een verjaardagskaart sturen naar je vriendin
straattaal gebruiken in een app

Slide 14 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Geachte meneer
Hé bro!
Met vriendelijke groet
Doei!

Slide 15 - Sleepvraag

Formeel
Informeel

Slide 16 - Sleepvraag