1.4 Bij telwoorden wordt er een trema geplaatst
Voorbeeld: tweeëntwintig, drieëndertig
1.5 Het trema komt alleen voor in niet-samengestelde woorden
Voorbeeld: het is na-apen en niet naäpen, het is zee-egel in plaats van zeeëgel
1.6 Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde ie krijgen in het meervoud: iën.
Voorbeeld: koloniën, provinciën
1.7 Woorden die eindigen op een beklemtoonde ie krijgen in het meervoud: ieën
Voorbeeld: knieën, industrieën, melodieën
1.8 er komt geen trema als er een achtervoegsel is. Je schrijft dan lila-achtig, in plaats van lilaächtig.