Hoofd- en bijzaken en feit mening argument

Samenvatten helpt bij het onthouden van een tekst.
Je krijgt de hoofd- en bijzaken van een tekst duidelijk, waardoor je weet wat belangrijk is.
Door alles in je eigen woorden te zetten, onthoud je het beter. 
Waarom is samenvatten handig?
1 / 27
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samenvatten helpt bij het onthouden van een tekst.
Je krijgt de hoofd- en bijzaken van een tekst duidelijk, waardoor je weet wat belangrijk is.
Door alles in je eigen woorden te zetten, onthoud je het beter. 
Waarom is samenvatten handig?

Slide 1 - Woordweb

om beter te begrijpen (lezen)
- beter geinformeerd.
- Begrijp je de ander beter.
- toon je respect voor de ander.
- Voorkom je misverstanden en conflicten.
- Verbeter je de samenwerking.

Soort toets om te zien of je de tekst begrijpt!
Samenvatten
Je leert:
- hoofd- en bijzaak herkennen zodat je kunt samenvatten
- hoofd- en bijzaak onderscheiden
- hoofdzaken ordenen


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een hoofd- en bijzaak?
A
Een hoofdzaak is het belangrijkste in een tekst
B
Een bijzaak is het belangrijkste in een tekst
C
Een hoofdzaak is minder belangrijk in een tekst
D
Een bijzaak is minder belangrijk in een tekst

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende zin een hoofd- of bijzaak?
Het succes van de Quadricycle trekt investeerders aan, die Ford helpen om in 1899 zijn eigen autofabriek op te zetten.
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Check in -vraag:

Ik weet wat hoofd- en bijzaken zijn in een tekst en kan ze in een tekst herkennen.
A
B
C

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn hoofdzaken?
A
De belangrijkste zaken uit de tekst
B
Extra uitleg
C
De eerste zin van elke alinea
D
De minst belangrijke zaken uit de tekst

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende zin een hoofd- of bijzaak?

De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?

Dankzij dit enorme project is ZuidwestNederland stukken beter beveiligd tegen overstromingen.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn signaalwoorden belangrijk bij het
bepalen van de hoofd- en bijzaken?
timer
0:30
A
Signaalwoorden bepalen wat een hoofd- of bijzaak is.
B
Signaalwoorden geven aan wanneer er een hoofdzaak volgt.
C
Signaalwoorden kunnen aangeven dat er een hoofd- of bijzaak volgt.
D
Signaalwoorden geven aan wanneer er een bijzaak volgt.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is wetenschappelijk bewezen dat lezen goed voor je is.
Hoofd of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of Onjuist?
Zowel hoofd- als bijzaken vind je in de kernzinnen van de tekst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn hoofd of bijzaken belangrijker in een tekst?
A
hoofdzaken belangrijker dan bijzaken
B
bijzaken belangrijker dan hoofdzaken

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wist je nog wat hoofd- en bijzaken zijn?
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kernzin bevat ....
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofd- en bijzaken

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor een samenvatting heb ik nodig de...
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofd- en bijzaken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kernzinnen in een tekst herkennen.
A
Dat kan ik heel goed.
B
Dat vind ik soms nog wel moeilijk.
C
Daar snap ik niets van.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van deze les
Feit, mening, standpunt, argument herhalen voor de toetsweek

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit
Wat is dat?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit
Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is. Je kunt een feit controleren.
Bijvoorbeeld: Uit onderzoek blijkt dat voetbal een belangrijke rol speelt in het leven van miljoenen mensen in Nederland. Je kunt de waarheid van deze uitspraak controleren.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mening/standpunt
Wat is dat?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mening of standpunt
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt of hoe iemand ergens over denkt.
Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn. Je herkent een mening aan woorden als ik vind en volgens mij. Bijvoorbeeld: Ik vind voetbal de leukste sport die er is.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argument
Wat is dat?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argument
Als je uitlegt waaróm je een bepaalde mening hebt, gebruik je een argument. Een argument herken je aan woorden als want, omdat, namelijk en immers. Bijvoorbeeld: Ik vind voetbal de leukste sport die er is (mening), want ik houd van sporten met een bal en van sporten waarbij je moet samenwerken (2X).

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er nog vragen?
Kom even naar me toe of stuur later een berichtje!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • Maken opdracht 5 en 6 blz. 34/35
  • Maken opdracht 1 t/m 4 blz. 37/39
  • Klaar? Nakijken met antwoordbladen 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies