Module 6 H1.2 risico

H1.2 Risico
Module 6 
Risico en rendement
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H1.2 Risico
Module 6 
Risico en rendement

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
  • Risico
  • Verwachte opbrengst


Slide 2 - Tekstslide

Wat is risico?

Slide 3 - Open vraag

Risico
= de verwachte financiële schade van een gebeurtenis.

Hoe bereken je dat?
Formule risico = kans op schade x schade 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is risicoaversie?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen vrijwillig en onvrijwillig risico?

Slide 6 - Open vraag

Verwachte opbrengst
  • Bij het nemen van een risico is het verstandig ook naar de verwachte opbrengst te kijken.
  • Verwachte opbrengst (kans y * opbrengst y) + (kans z * opbrengst z) - kosten
  • Bereken de verwachte opbrengst en het risico van beide loterijen:
loterij
prijs lot
uitbetaling kop
uitbetaling munt
verwachte opbrengst
risico
A
10
20
10
B
10
30
0

Slide 7 - Tekstslide

Vul hier je antwoorden in:
A: verwachte opbrengst, risico
B: verwachte opbrengst, risico

Slide 8 - Open vraag

Verwachte opbrengst
  • Verwachte opbrengst = (kansy * opbrengsty) + (kansz * opbrengstz) - kosten
  • Risico = kans op de gebeurtenis * schade als gevolg van die gebeurtenis





A: verwachte opbrengst: (0,5*20)+(0,5*10)-10=5
B: verwachte opbrengst: (0,5*30)+(0,5*0)-10=5
A: risico: 0,5 * 0=0
B: risico: 0,5 *10=5
loterij
prijs lot
uitbetaling kop
uitbetaling munt
verwachte opbrengst
schade
kans op schade 
risico
A
10
20
10
5
0
0.5
0
B
10
30
0
5
10
0.5
5

Slide 9 - Tekstslide

Kiezen: 




    Welke loterij zal een risicoavers persoon kiezen? A, B of weet je niet?
    loterij
    prijs lot
    uitbetaling kop
    uitbetaling munt
    verwachte opbrengst
    risico
    A
    10
    20
    10
    5
    0
    B
    10
    30
    0
    5
    5

    Slide 10 - Tekstslide

    Een risicoavers persoon kiest:
    A
    A
    B
    B
    C
    Weet je niet

    Slide 11 - Quizvraag

    Kiezen: 3e loterij





    Keuze B of C: welke loterij zal een risicoavers persoon kiezen? B, C of weet je niet?
    loterij
    prijs lot
    uitbetaling kop
    uitbetaling munt
    verwachte opbrengst
    risico
    A
    10
    20
    10
    5
    0
    B
    10
    30
    0
    5
    5
    C
    10
    40
    0
    10

    5

    Slide 12 - Tekstslide

    Stel
    Je doet mee aan een televisiespel waarbij je verschillende meerkeuzevragen (met 4 opties) moet beantwoorden.
    Je speelt je laatste speelronde en hebt al €50.000 bij elkaar gespeeld. De laatste vraag…. Je weet het antwoord niet en moet gokken. Je hebt gelukkig nog wel een keuze:
    • Je stopt en ontvangt een opbrengst van €50.000
    • Je speelt door, als je het antwoord juist hebt ontvang je de hoofdprijs van €250.000. Als je het onjuist hebt, ga je naar huis met €0.
    Wat zou een risiconeutraal persoon doen, stoppen of doorspelen?

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat doet een risiconeutraal persoon, stoppen of doorspelen?

    A
    Stoppen
    B
    Doorspelen

    Slide 14 - Quizvraag

    Stel
    Je doet mee aan een televisiespel waarbij je verschillende meerkeuzevragen (met 4 opties) moet beantwoorden.
    Je speelt je laatste speelronde en hebt al €50.000 bij elkaar gespeeld. De laatste vraag…. Je weet het antwoord niet en moet gokken. Je hebt gelukkig nog wel een keuze:
    • Je stopt en ontvangt een opbrengst van €50.000
    • Je speelt door, als je het antwoord juist hebt ontvang je de hoofdprijs van €250.000. Als je het onjuist hebt, ga je naar huis met €0.
    Wat zou een risiconeutraal persoon doen, stoppen of doorspelen?
    De kandidaat zal spelen. Spelen biedt 25% kans op € 250.000 = € 62.500. Stoppen levert minder op, namelijk € 50.000. Omdat de persoon risiconeutraal is, hoef je het risico niet mee te nemen in de overweging. 

    Slide 15 - Tekstslide

    Ik heb nog de
    volgende vragen:

    Slide 16 - Woordweb