Oefentoetsje H1 Landschappen

Oefentoetsje H2 Landschappen 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefentoetsje H2 Landschappen 

Slide 1 - Tekstslide

Hier is sprake van:
A
erosie
B
sedimentatie
C
verwering
D
een gletsjer

Slide 2 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Zwerfstenen
B
Gletsjer
C
Chemische verwering
D
Puinhelling

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel % land zou onder water staan als NL geen dijken en duinen zou hebben?
A
24%
B
52%
C
66%
D
72%

Slide 4 - Quizvraag


Hoe zijn stuwwallen ontstaan?

A
In de tijd van de jagers en verzamelaars door de co2 uitstoot
B
In de tijd van de extreme kou door de oerknal
C
In de ijstijd door de stuwing van meters hoge ijsmassa's
D
In de ijstijd ijsmassa's vanuit Spanje

Slide 5 - Quizvraag

Hier is sprake van:
A
erosie
B
sedimentatie
C
verwering
D
een stuwwal

Slide 6 - Quizvraag

Hier is sprake van:
A
erosie
B
verwering
C
sedimentatie
D
een stuwwal

Slide 7 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving? Door landijs opgestuwde heuvelrug heet...
A
Zwerfkei
B
Terp
C
Duin
D
Stuwwal

Slide 8 - Quizvraag

Waar ligt Amsterdam ?
A
Laag-Nederland
B
Hoog-Nederland
C
Klein-Nederland
D
Groot-Nederland

Slide 9 - Quizvraag

Een gletsjer zorgt voor
A
Verwering
B
Erosie
C
Beide
D
Sneeuw

Slide 10 - Quizvraag

Welke kenmerken horen bij het jong gebergte?
A
Niet zo oud, en daardoor nog niet erg afgeslepen door erosie. Dus hoge en steile pieken en diepe dalen.
B
Rond 1 miljard jaar oud, goed afgesleten en dicht begroeid. Veel rivieren.
C
Ronde bergtoppen, ondiepe dalen, veel bergbeklimmers komen hierop af.
D
Niet zo oud, en daarom goed afgevlakt door erosie. Lage bergtoppen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde als je kijkt vanaf de bron?
A
Benedenloop, middenloop, bovenloop
B
Bovenloop, beneden-loop, middenloop
C
Middenloop,beneden-loop,bovenloop
D
Bovenloop, midden-loop, benedenloop

Slide 12 - Quizvraag

Sedimentatie vindt vooral plaats in
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop
D
kussensloop

Slide 13 - Quizvraag

Maastricht ligt in...
A
Laag Nederland
B
Midden Nederland
C
De Veluwe
D
Hoog Nederland

Slide 14 - Quizvraag

Welk deel van NL was lang geleden bedekt met ijs?
A
Het zuiden
B
Het noorden
C
Het westen en het midden
D
Het oosten

Slide 15 - Quizvraag

De heuvels in Zuid Limburg zijn stuwwallen.
A
Waar
B
Niet waar
C
Nee, dat zijn de duinen
D
Nee, dat zijn de terpen

Slide 16 - Quizvraag

Welke stelling is waar?
A
Wanneer een rivier minder snel begint te stromen, neemt ook de erosie af.
B
In het zuiden van Nederland vind je het jong gebergte.
C
De Eifel in Duitsland is een oud gebergte. Dat zie je aan de hoge topppen.
D
Wanneer een rivier sneller begint te stromen, neemt de erosie af.

Slide 17 - Quizvraag

In Nederland wordt door de rivieren weinig sediment afgezet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Het neerleggen van materiaal als de transportsneheid van water, wind of ijs afneemt heet:
A
Sedimentatie
B
Reliëf
C
Verwering
D
Zwerfstenen

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin hoort bij chemische verwering?
A
Gesteente verandert van samenstelling
B
Gesteente valt uit elkaar in kleine stukken
C
Het bevriezen van het water speelt hier een belangrijk rol.
D
IJs kan de scheurtjes in de stenen groter maken

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk het plaatje hiernaast. Welk rijtje is juist?
A
1 = gemaal, 2 = polder, 3 = zee, 4 = dijk
B
1 = zee, 2 = gemaal, 3 = dijk, 4 = polder
C
1 = dijk, 2 = polder, 3 = zee, 4 = gemaal
D
1 = polder, 2 = dijk, 3 = zee, 4 = gemaal

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin hoort bij mechanische verwering?
A
Gesteente verandert van samenstelling
B
Gesteente valt uit elkaar in kleine stukken
C
Veel vocht en warmte versnellen dit proces
D
De plantenwortels scheiden zuren af

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving

Slide 23 - Quizvraag

In Nederland kun je nu nog zien dat er ijs gelegen heeft aan...
A
de dikke pakken veen
B
de zwerfstenen die in het landschap liggen
C
de dikke steenlagen die hier en daar liggen
D
de terpen in het noorden van Friesland

Slide 24 - Quizvraag

Waar woonden mensen op toen er nog geen duinen waren?
A
Dijken
B
Hollandveen
C
Oude duinen
D
Terpen

Slide 25 - Quizvraag

Waar stroomt de rivier harder?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
In de delta

Slide 26 - Quizvraag

Hoe zijn de stuwwallen in Nederland ontstaan?
A
Aangelegd als verdediging
B
Door de rivieren neergelegd
C
Door het landijs omhoog gestuwd
D
Door sedimentatie

Slide 27 - Quizvraag

Wat stelt het plaatje hiernaast voor?
A
bos in het westen van Nederland
B
bos in het zuiden van Nederland
C
bos op een stuwwal
D
bos en weilanden in Laag Nederland

Slide 28 - Quizvraag

Smeltwaterdalen zijn gevormd door ...
A
smeltend ijs
B
wind
C
grote rivieren
D
mensen

Slide 29 - Quizvraag

De laatste koude periode (ijstijd) is 10.000 jaar geleden begonnen
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Hoog Nederland ligt vooral in het westen en in het noorden
B
Veluwe en Utrechtse heuvelrug zijn stuwwallen.
C
Laag Nederland ligt vooral in het zuiden en in het oosten.

Slide 31 - Quizvraag