In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Herhaling hoofdstuk 9 + 10
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling: wat is de correcte definitie voor het verschil tussen verleden en geschiedenis?
A
Verleden: voorbij, Geschiedenis: wat historici van het verleden maken.
B
Beide gaan over vroeger maar enkel de 'geschiedenis' is qua inhoud correct.
C
Er is geen verschil tussen beide termen.
D
Verleden: wat historici van de geschiedenis maken
Geschiedenis: voorbij.
Slide 2 - Quizvraag
Geschiedenis of verleden? Karel V stierf door malaria in 1558
Slide 3 - Open vraag
Karel V wordt beschouwd als een sleutelfiguur voor de overgang van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd
Slide 4 - Open vraag
Geschiedenis of verleden? De renaissance was een kunststroming voor de elite.
Slide 5 - Open vraag
Geschiedenis of verleden? Leonardo da Vinci had 17 broers en zussen.
Slide 6 - Open vraag
Middeleeuwen
Renaissance
Kunstenaar is een anonieme ambachtsman
Kunstenaar is een veelzijdig intellectueel
Kunstenaar hoefde niet origineel te zijn.
Kunstenaar doet onderzoek naar perspectief en anatomie.
Bijbelse boodschap is belangrijker dan vormgeving.
Opdrachtgevers: kerk, godsdienstige broederschappen en gilden.
Opdrachtgevers: wereldlijke en geestelijke hoven.
Klassieke oudheid is belangrijke bron van inspiratie.
Slide 7 - Sleepvraag
Reformatie
Contrareformatie
Luther & Calvijn
Hervormings- beweging
Soberheid
Tegen aflaathandel, heiligenverering, uiterlijk vertoon
gevolg: beeldenstorm
Barok ontstaat
(Niet-)gelovigen overdonderen door pracht en praal
Veel goud, veel beelden
Dramatiek en dynamiek in beelden en plafondschilderingen
Ontstaan protestantisme
Slide 8 - Sleepvraag
Welke beschrijving hoort het minst bij de renaissance?
A
Het levensmotto wordt "memento mori"
B
Er komt nieuwe aandacht voor de klassieken
C
De homo universalis wordt het ideaalbeeld
D
Humanisten zijn belangrijke verspreiders
Slide 9 - Quizvraag
Michelangelo is een
A
schilder
B
architect
C
muzikant
D
beeldhouwer
Slide 10 - Quizvraag
In de renaissance maken kunstenaars zelden schilderijen met/over
A
Mythologische verhalen
B
Stillevens
C
Bijbelse verhalen
D
Portretten
Slide 11 - Quizvraag
Noem een overeenkomst (=beide) en verschil tussen ideeën Luther (=L) en Calvijn (=C)
Slide 12 - Woordweb
Bij welke strekking horen de Amish, uit het fragment van Reizen Waes
A
predestinatie
B
Lutheranen
C
anabaptisten
D
Rooms-katholiek
Slide 13 - Quizvraag
Maarten Luther is het niet eens met de grote rijkdom in de Rooms-katholieke Kerk. Op welke manier kwam de kerk aan een groot deel van haar rijkdommen?
A
Mensen kochten hun zonden af met een aflaat.
B
Mensen handelden met de Kerk.
C
De Kerk veroverde rijke gebieden.
D
Mensen hadden medelijden met de Kerk en gaven geld.
Slide 14 - Quizvraag
A
Links: katholiek
Rechts: protestants
B
Links: protestants
Rechts: katholiek
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de correcte naam voor de kerkelijke rechtbank, die ketters veroordeelde?
Slide 16 - Open vraag
Muziek in de renaissance. Tijdens de middeleeuwen werd dit mondeling doorgegeven. Welke uitvinding zal de verspreiding van de (blad)muziek vergemakkelijken?
Slide 17 - Open vraag
Wat is de beste omschrijving voor 'confessionalisering?'
A
De eigenheid sterk beklemtonen en aflijnen .
B
Het verplichten van het lezen van de catechismus
C
Zoveel mogelijk mensen bekeren tot de eigen strekking
D
Het verplichten van deelnemen aan processies
Slide 18 - Quizvraag
Het concilie van Trente hield in dat...
A
er 95 stellingen op de kerk van Wittenberg werden gespeld
B
er nagedacht en hervormd werd binnen de katholiek kerk
C
er eensgezinheid binnen het christendom ontstond
D
er nieuwe leiders werden aangesteld binnen de kerk