2H - Grammatica - woordsoorten

2Hd
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2Hd

Slide 1 - Tekstslide

2V
Grammatica - woordsoorten - paragraaf 2, 4 , 6, 8, 10, 12 en 14

Slide 2 - Tekstslide

Les 1
Doel:
- Je kunt de volgende woordsoorten uitleggen en herkennen in een zin: 

Programma
- Uitleg en oefenen met woordsoorten leerjaar 1
- Digitaal: Cursus 5 (Grammatica) - paragraaf 2 maken (herhaling leerjaar 1)


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Les 2
Doel:
- Je kunt uitleggen wat aanwijzende en vragende voornaamwoorden zijn. 

Programma
- Essay inleveren (wanneer je je naam hoort)
- Digitaal: Cursus 5 - paragraaf 2 (af)maken (herhaling leerjaar 1)
- Digitaal: Cursus 5 - paragraaf 4 maken


Slide 10 - Tekstslide

Aantekening - Voornaamwoorden
Neem onderstaand schema over en vul deze tijdens het bekijken van het filmpje in. 




Uitleg
Voorbeeld
Uitzondering
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Les 2
Doel:
- Je kunt uitleggen een hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en een koppelwerkwoord is. 
- Je kunt de juiste werkwoordsvorm in een zin herkennen. 

Opdrachten
- Digitaal: Cursus 5 (Grammatica) - paragraaf 2 maken (herhaling leerjaar 1)
- Digitaal: Cursus 5, paragraaf 4 maken
- Digitaal: Cursus 5, paragraaf 6 maken


Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Zelfstandig werkwoord:
- Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde (iets doen). 
- Het belangrijkste werkwoord in de zin (laatste werkwoord) is het zelfstandig werkwoord.

Koppelwerkwoord:
- Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde (iets zijn). 
- Het werkwoord betreft 1 van de 9 mogelijke koppelwerkwoorden. 
- Het belangrijkste werkwoord in de zin (laatste werkwoord) is het koppelwerkwoord.

Hulpwerkwoord:
- Er staan meerdere werkwoorden in de zin.
- Wanneer het zelfstandige werkwoord of het koppelwerkwoord is bepaald, zijn alle andere werkwoorden hulpwerkwoorden



Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden
1.  Mijn broers zijn naar de bioscoop gegaan. 

2. Zouden zij gisteren wel ziek zijn geweest?

3. Welke opgaven in het boek zijn moeilijk?



Slide 14 - Tekstslide

Herhalingsles
Programma:

- Online maken: Grammatica paragraaf 2, 4 en 6 + oefentoets paragraaf 6

- Diatoets - meting 1 maken

- Presentatie fictie voorbereiden

Slide 15 - Tekstslide

Les 3
Doel:
- Je kunt uitleggen wat telwoorden zijn.

Opdrachten
- Online maken: Grammatica paragraaf 2, 4, 6 en 8 (alleen basisopdrachten)
- Diatoets - meting 1 maken
- Presentatie voorbereiden


Slide 16 - Tekstslide

Aantekening - Telwoorden
Vul de woordsoortenlijst in die je hebt gekregen om je leerstof compleet te maken. 






Een telwoord geeft altijd een hoeveelheid, volgorde of plaats in een reeks aan. 




Slide 17 - Tekstslide

Les 4
Doel:
- Je kunt uitleggen wat onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden zijn. 

Opdrachten
- Vul de woordsoortenlijst in die je hebt gekregen om je leerstof compleet te maken. 

Slide 18 - Tekstslide

Voegwoorden
Met een voegwoord worden 2 of meer zinnen (hoofd- en/of bijzinnen) aan elkaar geplakt. De samengestelde zin bevat daarna 2 persoonsvormen. 

Nevenschikkende voegwoord:
Voegwoord dat ervoor zorgt dat er 2 hoofdzinnen worden gecombineerd. 
Ik heb morgen een afspraak bij de tandarts en ik moet morgen om 20 uur trainen. 

Onderschikkend voegwoord:
Voegwoord dat ervoor zorgt dat er een hoofd- en een bijzin wordt gecombineerd. 
Omdat ik morgen om 20 uur moet trainen, maak ik daarvoor alvast mijn huiswerk. 




Slide 19 - Tekstslide

Herhalingsles
Programma:
1. Presentatie(s) fictie
2. Herhaling theorie -> Telwoorden & voegwoorden
3. Werken aan huiswerkopdrachten
4. Afsluitende Kahoot

Opdrachten:
- Schema overzicht woordsoorten invullen -> gebruik LessonUp, internet, boek, online methode
- Online maken: Cursus 5, paragraaf 8, opdracht 1 t/m 6 & paragraaf 10, opdracht 1 t/m 5 
- Diatoetsen afmaken: Benin, Yara, Milou, Niek, Lynn, Aylin, Serif, Mila, Jasmijn

Slide 20 - Tekstslide

Les 5
Doel:
- Je kunt uitleggen wat een betrekkelijk voornaamwoord en een antecedent is. 

Opdrachten
- Maken: blz. 233 - opdracht 1 t/m 4
- We bekijken de soort toetsvragen. 
- Vul de woordsoortenlijst in die je hebt gekregen om je leerstof compleet te maken. 

Oefenen voor de toets
- Oefeningen online: cursus 5, paragraaf 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14
- Online bij cursus 5 kun je klikken op 'Trainen' en/of 'Oefentoetsen'
- www.cambiumned.nl 

Slide 21 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een zin kan een bijvoeglijke bijzin bevatten. Dat is een stukje extra informatie over een eerder genoemd woord, namelijk de kern. En die bijvoeglijke bijzin begint altijd met een betrekkelijk voornaamwoord.  -> die, dat, wie, wat

Betrekkelijk voornaamwoord:
Het woord dat naar de kern verwijst en waarmee de bijzin begint. 
Met de jongen die daar op dat bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad. 
Hij is de politicus op wie ik ga stemmen. 

Antecedent:
De kern/het woord waarnaar verwezen wordt.
Met de jongen die daar op dat bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.
Hij is de politicus op wie ik ga stemmen. 

WAAR, WAARMEE, WAAROVER, WAARVAN, WAAR.. -> GEEN BETREKKELIJKE VOORNAAMWOORDEN



Slide 22 - Tekstslide

Toetsles
Proefwerk Grammatica - woordsoorten

Klaar?

1. Diatoets leesvaardigheid afmaken via www.diatoetsen.nl -> Serif, Lynn, Milou, Yara

2. Diatoets woordenschat maken via www.diatoetsen.nl -> iedereen

Slide 23 - Tekstslide