Voorbereiden op PTO: oefenen tekst, fictie en filmpje bewegen

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lezen 
Je leest in stilte 15 minuten (zo leer je focus)

Hoor ik je kletsen: krijg je huiswerk (overschrijven van enkele bladzijden uit je boek)

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Welkom
Leg op tafel:

Pen + papier, leesboek, Kern-boek







Slide 4 - Tekstslide

Agenda

1. Lezen (15 min) in stilte 
2. Begrippen + fictie /non-fictie 
3. Tekst lezen + vragen maken 
4. Check voortgang Numo 
5. Morgen laatste les: oefenen met filmpje en schrijven 


Slide 5 - Tekstslide

Joe Speedboot 


Verder gegaan met lezen?

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je werkt aan je 'leesconditie' door tien-vijftien minuten in stilte te lezen
  • Je zoekt van vier begrippen de betekenis op en oefent met het begrip fictie 
  • Je gaat oefenen met leesvaardigheid door het lezen van een tekst en het beantwoorden van vragen 

Slide 7 - Tekstslide

Kennen en kunnen voor het PTO
Waar krijg je cijfer voor?
M3a
Leesvaardigheid => in PTO
Kern  1, 14, 15, 16, 27, 40, 41

Formatief schrijven => in PTO
Schrijfvaardigheid 
Schrijven van een artikel: 76, 77, 78, 27, 38

Numo 
Leerplan werkwoordspelling 2F => Numo + hoofdstuk 39 
Werkwoordspelling aanvullend materiaal hst 23

Slide 8 - Tekstslide

Mee naar PTO

- woordenboek Nederlands (KUN JE NIET MEER LENEN)
- woordenboek eigen taal - Ne
- je leesboek 
- blauwe pen

Slide 9 - Tekstslide

Test jezelf in stilte
Schrijf de begrippen op. Schrijf achter ieder begrip een korte uitleg.

1. tekstdoel
2. overhalen 
3. onderwerp 
4. signaalwoord


timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Tekstdoel
- doel van de schrijver met een tekst 

overhalen
- schrijver wil dat je iets gaat doen of kopen

onderwerp
- in één of twee woorden waar de tekst over gaat


signaalwoord: geven een seintje welk verband er bestaat tussen delen van een tekst

Slide 11 - Tekstslide

Test jezelf in stilte
Schrijf de begrippen op. Schrijf achter ieder begrip een korte uitleg.

1. fictie
2.non-fictie
3. realistische fictie
4. niet-realistische fictie


timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

Fictie 
- verzonnen verhaal

non-fictie
- niet verzonnen verhaal

realistische fictie
- verzonnen verhaal, maar lijkt op de echte wereld

niet-realistische fictie
- verzonnen verhaal, maar in een fantasiewereld (kan niet echt bestaan)



Slide 13 - Tekstslide

Fictie/non-fictie
realistisch/onrealistisch: historische roman
A
fictie, realistisch
B
fictie, onrealistisch
C
non-fictie

Slide 14 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie, realistisch
B
Non-fictie
C
Fictie, niet-realistisch

Slide 15 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 16 - Quizvraag

Harry Potter
A
fictie, realistisch
B
fictie, onrealistisch
C
non-fictie

Slide 17 - Quizvraag

Joe Speedboot?
A
fictie, realistisch
B
fictie, onrealistisch
C
non-fictie

Slide 18 - Quizvraag

Bedenk dit voor jouw boek


Of zoek het uit!
Zorg dat je een uitleg (argument) kunt geven 

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met een tekst


Blz. 88/89 
Vraag 1, (2,) 4, 5 
(en als je klaar bent ook 6 + 7)

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden 
1 C 
2 de kwantiteit – de hoeveelheid
het lagelonenland – land waar arbeidskrachten tegen een laag loon werken
een druppel op een gloeiende plaat – zeer kleine bijdrage aan iets groots
uitbuiten – misbruik van iets of iemand maken
voucher – bon die je ergens recht op geeft
verkapt – verborgen
vintage – sjiek woord voor tweedehands 

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden 4
a Het onderwerp van de tekst is ‘kledingruil’.

 
b Deelnemers moeten drie tot zeven kledingstukken meenemen. Een jury beoordeelt of ze schoon en nog mooi genoeg zijn. Van de jury krijgt de deelnemer vervolgens een voucher. Hierop staat hoeveel kledingstukken hij of zij mag ruilen. De kleding die overblijft, wordt gedoneerd aan een goed doel.

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden 4

c Mensen doen mee met kledingruilen omdat tweedehands kleding ‘groen’ en ‘hip’ is. Mensen willen niet meer bijdragen aan ‘foute’ kleding. Dat is kleding die onder slechte omstandigheden is gemaakt door onderbetaald personeel en die zeer vervuilend is voor het milieu.

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden 4

d De Wasstraat bestaat nu een jaar, maar kleding ruilen is al een oud gebruik.

e ‘Foute’ kleding wordt nu voornamelijk geproduceerd in lagelonenlanden.

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden 4
f De voordelen van het ruilen van kleding is dat de kwaliteit bij kledingruilen belangrijker is dan kwantiteit. Mensen nemen uiteindelijk alleen de goede kledingstukken mee naar huis. Daarnaast wordt de afvalberg dankzij kledingruilen toch een stukje kleiner. Verder ga je door kledingruilen
anders denken over kleding. Je koopt minder snel en leert anders nadenken over kleding.

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden 4
g De nadelen van ruilen van kleding zijn dat op kledingruilfeestjes ook veel goedkope ‘wegwerpmerken’ gedeeld worden. Bovendien kun je het zien als een verkapte manier waarop mensen nog steeds hun hebzucht bevredigen. 

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoel
  • gewerkt aan je 'leesconditie' door tien-vijftien minuten in stilte te lezen
  • Van vier begrippen de betekenis opgezocht en geoefend met het begrip fictie 
  • Geoefend met leesvaardigheid door het lezen van een tekst en het beantwoorden van vragen 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Agenda

1. Lezen (15 min) in stilte 
2. Filmpje kijken en  tekst lezen + kern maken  
4. Check voortgang Numo: zelf aan het werk aan Numo, lezen of leren voor toets

Slide 30 - Tekstslide

Lezen 
Je leest in stilte 15 minuten (zo leer je focus)

Hoor ik je kletsen: krijg je huiswerk (overschrijven van enkele bladzijden uit je boek)

timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Joe Speedboot 


Verder gegaan met lezen?

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoel: het werken met een schrijfplan
  • Je werkt aan je 'leesconditie' door tien-vijftien minuten in stilte te lezen
  • Je kunt een kern schrijven
  • Hoe maak je goede zinnen met een verbindingswoord (oftewel een signaalwoord)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Wat zijn de hoofdzaken uit dit filmpje?

Slide 35 - Open vraag

Schrijf de kern bij de mail aan de ouders.

Geef minimaal twee voorbeelden wat gezond eten en drinken zijn.

Gebruik een signaalwoord voor opsomming. 

In totaal schrijf je minimaal vier zinnen. 
timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Controleer de mail van diegene naast je.

- Zijn er minimaal vier zinnen?
- Beginnen alle zinnen met een hoofdletter?
- Eindigen alle zinnen met een punt?
- Zijn de werkwoorden goed geschreven?
- Zitten er minimaal twee argumenten in?
- Zit er een signaalwoord voor opsomming in en is dit goed gebruikt?
timer
3:00

Slide 37 - Tekstslide

Typ hier jouw kern (vier zinnen)

Slide 38 - Open vraag

Gezond eten is bijvoorbeeld groenten en fruit. Het is gezond om 250 gram groenten en minimaal twee stuks fruit per dag te eten. 

Ook is het gezond om zelf te koken met verse groenten in plaats van kant-en-klaarmaaltijden, zoals pizza's, te eten. 

Daarnaast is het drinken van limonade of frisdrank geen goed idee, omdat er veel suiker in zit. Het is beter om gewoon water of thee zonder suiker te drinken. 

Slide 39 - Tekstslide

Op het PTO..
1. Leesvaardigheid: tekst + vragen
2. Werkwoordspelling
3. Vragen over je boek
4. Schrijfopdracht (meeste punten, dus zorg dat je hier tijd voor hebt!)

Ook op je rapport: 5,5 uur gewerkt aan Numo?!?!

Slide 40 - Tekstslide

Kennen en kunnen voor het PTO
Waar krijg je cijfer voor?
M3a
Leesvaardigheid => in PTO
Kern  1, 14, 15, 16, 27, 40, 41

Formatief schrijven => in PTO
Schrijfvaardigheid 
Schrijven van een artikel: 76, 77, 78, 27, 38

Numo 
Leerplan werkwoordspelling 2F => Numo + hoofdstuk 39 
Werkwoordspelling aanvullend materiaal hst 23

Slide 41 - Tekstslide

Mee naar PTO

- woordenboek Nederlands (KUN JE NIET MEER LENEN)
- woordenboek eigen taal - Ne
- je leesboek 
- blauwe pen

Slide 42 - Tekstslide

Numo

Ik check dinsdag 18 maart 17.00 of je 5,5 uur gewerkt hebt!

Slide 43 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog voor het proefwerk?

Slide 44 - Open vraag

Je neemt naar het proefwerk..
Woordenboek Nederlands
Je leesboek
Eventueel: 
een woordenboek eigen taal - Nederlands
SUCCES!

Slide 45 - Tekstslide