Leren Over Voorzetsels van Plaats: Zitten, Staan en Liggen

Leren Over Voorzetsels van Plaats: Zitten, Staan en Liggen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leren Over Voorzetsels van Plaats: Zitten, Staan en Liggen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen enkelvoudige zinnen maken met voorzetsel van plaats met de woorden zitten, staan en liggen op basisschoolniveau.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over voorzetsels van plaats met zitten, staan en liggen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn Voorzetsels?
Voorzetsels zijn woorden die de relatie tussen een zelfstandig naamwoord en andere woorden in een zin aangeven, zoals 'op', 'in' en 'onder'.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels van Plaats
Voorzetsels van plaats geven aan waar iets gebeurt, zoals 'op', 'in' en 'bij'.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zitten
Bij 'zitten' gebruik je voorzetsels zoals 'op', 'naast' en 'tussen' om aan te geven waar iets of iemand zit.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staan
Bij 'staan' gebruik je voorzetsels zoals 'voor', 'achter' en 'tegenover' om aan te geven waar iets of iemand staat.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liggen
Bij 'liggen' gebruik je voorzetsels zoals 'onder', 'op' en 'naast' om aan te geven waar iets of iemand ligt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Zinnen Maken
Maak zelf zinnen met voorzetsels van plaats met de woorden 'zitten', 'staan' en 'liggen'.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzinnen
Voorbeeldzinnen met voorzetsels van plaats: 'De kat ligt onder de tafel.' 'Mijn fiets staat naast de deur.'

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz: Kies het Juiste Voorzetsel
Kies het juiste voorzetsel van plaats voor elke zin: 'De bloem ____ de vaas.'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels Memory Spel
Speel het voorzetsels memory spel om te oefenen met de juiste voorzetsels van plaats.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Herhaal de geleerde voorzetsels van plaats met 'zitten', 'staan' en 'liggen'.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfevaluatie
Beantwoord de vragen om te zien of je de voorzetsels van plaats begrijpt en kunt toepassen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Wat heb je vandaag geleerd over voorzetsels van plaats met 'zitten', 'staan' en 'liggen'?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak vijf zinnen met voorzetsels van plaats met de woorden 'zitten', 'staan' en 'liggen'.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.