Unité 3 - Après les cours - Libre Service 1hv

Bienvenue!
Unité 3:

Après les cours
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue!
Unité 3:

Après les cours

Slide 1 - Tekstslide

Leerstof Proefwerk Unité 3:
Franse cultuur (blz. 78-79)

Grammaire:
Kloktijden (blz. 81 + extra stof: zie schrift)
Ww op –er (p. 85-86)
Ww + lidwoord (p. 90-91)
Herhaling ww être + avoir (p. 149)


Zinnen FN-NF (blz. 102-103, apprendre 7, 9)


Leesvaardigheid

Slide 2 - Tekstslide

Questions: Franse cultuur

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet de eerste dag na de vakantie?

Slide 4 - Open vraag

Als je in de onderbouw zit,
ga je naar 'le lycée'
A
VRAI
B
FAUX

Slide 5 - Quizvraag

3-5 jaar
6-10 jaar
11-14 jaar
15-17 jaar
le lycée
l'école primaire
le collège
l'école maternelle

Slide 6 - Sleepvraag


Wat zou het cijfer in Nederland zijn?
A
6
B
7
C
8
D
10

Slide 7 - Quizvraag

REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER

Slide 8 - Tekstslide

Welke werkwoorden die eindigen op -er ken je al?

Slide 9 - Woordweb

Hoe vervoeg je een werkwoord op -er?
A
-er eraf halen, é erachter.
B
uitgang achter het hele werkwoord
C
-er eraf halen, uitgang erachter
D
-r eraf halen, uitgang erachter

Slide 10 - Quizvraag

Welk ezelsbruggetje kun je ook weer gebruiken voor dit onderdeel?
(Let op je hoofdletters!)

Slide 11 - Open vraag

danser
dansen
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
Werkwoorden op -ER. Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoon.
danse
dansent
dansons
danse
danses
dansez

Slide 12 - Sleepvraag

conjugaison - verbes -ER - présent

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld toetsvraag:

Vul de juiste vorm van het ww in.
Vous ___________ une fille blonde. (chercher)

Slide 14 - Open vraag

Voorbeeld toetsvraag:

Vul de juiste vorm van het ww in.
On ___________ à Eersel. (habiter)

Slide 15 - Open vraag

ÊTRE

Slide 16 - Tekstslide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 17 - Sleepvraag

être
Je........(être) malade
A
est
B
vais
C
suis
D
fait

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Vous (être)sympa.

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van être in:
Louise (être) en cinquième.
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm van être in:
Vous (être) sympa.
timer
0:30

Slide 21 - Open vraag

AVOIR

Slide 22 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord avoir in de zin:
Les parents........ deux enfants.

Slide 23 - Open vraag

hij heeft
A
il est
B
il ont
C
il es
D
il a

Slide 24 - Quizvraag

zij hebben
A
ils sont
B
ils ont
C
ils vont
D
ils allons

Slide 25 - Quizvraag

jij hebt
A
il a
B
elle a
C
tu as
D
j' ai

Slide 26 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord avoir
Geef het hele rijtje ott.

Slide 27 - Open vraag


Vul de juiste vorm van het werkwoord AVOIR in.

Les filles __________ de bonnes notes.

Slide 28 - Open vraag


Les phrases (appr. 7 & 9)

Slide 29 - Tekstslide

Vertaal:
In het weekend kijken wij naar een film.

Slide 30 - Open vraag

Vertaal:
Je n'aime pas les jeux vidéo.

Slide 31 - Open vraag

Vertaal:
Est-ce que tu joues souvent de la batterie?

Slide 32 - Open vraag

Vertaal:
Wat doe je voor sport?

Slide 33 - Open vraag

Au travail!
- Oefentoets (diagnostische toets) --> digitale leeromgeving

Fini?
- StudyGo
- verbuga.eu --> regelmatige ww op -er
- Lire/Grammaire EXTRA
- wisbordjes

Slide 34 - Tekstslide