Samenstellingen en koppeltekens: Hoe schrijf je ze correct?

Samenstellingen en koppeltekens: Hoe schrijf je ze correct?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolSpeciaal OnderwijshavoLeerroute HLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen en koppeltekens: Hoe schrijf je ze correct?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet hoe je samenstellingen schrijft;
Je kan uitleggen hoe de Engelse taal voor verwarring kan zorgen bij het schrijven van samenstellingen;
Je weet wanneer je een koppelteken gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen aan elkaar schrijven
Een samenstelling is het samengaan, of het aan elkaar plakken van twee aparte woorden. De woorden ‘les’ en ‘boek’ worden samen ‘lesboek’. Een samenstelling schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar:  
het dolfijnen/bad
de beuken/houten pingpong/tafel
drie/ën/veertig/honderd protest/stemmers

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
A
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat.
B
Een woord dat uit minimaal drie woorden aparte bestaat.
C
Een lang woord.
D
Een tegenstelling.

Slide 4 - Quizvraag

Maak goede samenstellingen.
vaart
bok
pan
taak

straf

steel

steen

ruimte

Slide 5 - Sleepvraag

Een samenstelling kan dus ook uit meer dan twee  woorden bestaan. 
Maak nu een samenstelling van de volgende woorden.

Slide 6 - Tekstslide

griezel
rund
stijl
eet
vlees
film
marathon
cursus
gerecht
dans
kamer
stoel

Slide 7 - Sleepvraag

Maak zelf minimaal twee samenstellingen maken die beginnen met het woord: huis...

Slide 8 - Open vraag

Voorzetsels
Voorzetsels zijn?


Slide 9 - Tekstslide

De bekendste voorzetsels zijn: aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Vaak wordt het ezelsbruggetje 'huis' gebruikt.

Slide 10 - Tekstslide

Samenstellingen met een voorzetsel schrijf je ook aan elkaar:
waarover
eraan
waarin
eromheen
daartussenin

Slide 11 - Tekstslide

Lees de zinnen. Vul een samenstelling met voorzetsel in.

Denk ... dat je je wekker zet!

A
erover
B
daaraan
C
eraan
D
daarover

Slide 12 - Quizvraag


Is dit de doos ...
je koptelefoon zat?
A
waarbij
B
waarin
C
waarop
D
erin

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben ...
gekomen dat ze heeft gelogen.
A
erbij
B
erachter
C
ernaar
D
intussen

Slide 14 - Quizvraag

Invloed Engels
De regel is helder: je schrijft schooldag en niet school dag. Toch worden samenstellingen steeds vaker geschreven met een spatie ertussen. Deze fout ontstaat waarschijnlijk onder invloed van het Engels. In het Engels schrijf je samenstellingen vaak wél met een spatie: 
school book / schoolboek
school holidays / schoolvakantie

Slide 15 - Tekstslide

Noteer de Nederlandse vertaling van de volgende Engelse woorden.
art history
A
kunst geschiedenis
B
kunstgeschiedenis
C
kunst-geschiedenis

Slide 16 - Quizvraag

herb butter
A
karneboter
B
kruiden-boter
C
kruideboter
D
kruidenboter

Slide 17 - Quizvraag

Koppelteken
Die gebruik je wanneer er kans is op een uitspraakprobleem (of een leesprobleem) gebruik je een koppelteken.

Bij samenstellingen met een aantal klinkers achter elkaar:
stageplaats en stage-uren
nadoen en na-apen
nettowinst en netto-opbrengst



slaap- en waakritme
in- en uitgang
schoolgangen en -lokalen
voor- en nadelen
wintertruien en -broeken

Slide 18 - Tekstslide

Ook:
Bij samenstellingen die een deel van het woord weglaten:
in- en uitgang / voor- en nadelen

Bij samenstellingen met letters, afkortingen en cijfers. 
Let op: in het geval van een samenstelling met een afkorting gebruik je het koppelteken alleen wanneer je de afkorting niet als één woord uitspreekt. 
Je gebruikt het dus niet bij havoleerling, maar wel bij mbo-student.
d-snaar, 12-letterige code, A-4 papier

Slide 19 - Tekstslide

En bij:
Bij samenstellingen met ‘ex’ en ‘oud’:
ex-vriend
oud-leerling

Bij samenstellingen met aardrijkskundige namen:
Zuid-Amerika
Zuidoost-Gelderland
Amsterdam-Oost
Noord-Hollander

Slide 20 - Tekstslide

Ga nu naar Learnbeat
Paragraaf 4.4 Spelling
B Deel Samenstellingen en koppeltekens

Slide 21 - Tekstslide