Huishoudkunde

Welke melk? Welke koekjes?
Louise werkt als helpende bij mevrouw Heymans. Ze is even boodschappen gaan doen. Op het boodschappenlijstje staat: melk en koekjes. Als ze terugkomt heeft mevrouw Heymans heel veel commentaar. Louise heeft magere melk gekocht, terwijl mevrouw Heymans altijd volle melk drinkt. Ook wilde mevrouw Heymans graag stroopwafels, voor bij de koffie. Louise kwam terug met gevulde koeken. Een paar dagen later kwam er nog een opmerking van mevrouw Heymans. ‘Louise, de melk was nog maar één dag houdbaar. Ik krijg zo’n liter niet in een dag op. Wil je de volgende keer op de houdbaarheidsdatum letten?’ Louise heeft het gevoel dat ze het allemaal verkeerd heeft gedaan. Gelukkig vindt mevrouw Heymans het niet erg. ‘Ik had beter moeten aangeven wat voor melk en koekjes ik wilde. En die houdbaarheidsdatum … dat weet je voor de volgende keer.’
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welke melk? Welke koekjes?
Louise werkt als helpende bij mevrouw Heymans. Ze is even boodschappen gaan doen. Op het boodschappenlijstje staat: melk en koekjes. Als ze terugkomt heeft mevrouw Heymans heel veel commentaar. Louise heeft magere melk gekocht, terwijl mevrouw Heymans altijd volle melk drinkt. Ook wilde mevrouw Heymans graag stroopwafels, voor bij de koffie. Louise kwam terug met gevulde koeken. Een paar dagen later kwam er nog een opmerking van mevrouw Heymans. ‘Louise, de melk was nog maar één dag houdbaar. Ik krijg zo’n liter niet in een dag op. Wil je de volgende keer op de houdbaarheidsdatum letten?’ Louise heeft het gevoel dat ze het allemaal verkeerd heeft gedaan. Gelukkig vindt mevrouw Heymans het niet erg. ‘Ik had beter moeten aangeven wat voor melk en koekjes ik wilde. En die houdbaarheidsdatum … dat weet je voor de volgende keer.’

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Als helpende moet je soms boodschappen doen, bijvoorbeeld als je in de thuiszorg werkt, of samen met cliënten met een verstandelijke beperking. In supermarkten liggen de schappen vol met levensmiddelen. Je kunt natuurlijk zo de winkel instappen en je kar volladen. Beter is het om van tevoren een lijstje te maken van wat je nodig hebt. Ook in de winkel moet je je hoofd erbij houden. Naast de prijzen let je ook op de kwaliteit van de levensmiddelen. Thuis aangekomen bewaar je de levensmiddelen op de juiste manier, zodat ze geen kans krijgen om te bederven.

Slide 2 - Tekstslide

Boodschappenspel
1. Appel
2. Bier
3. M&M's
4. Kaas
5. Brood
6. Melk
7. Autodrop
8. Pindakaas
9. Wortels

Slide 3 - Tekstslide

Boodschappen doen in de winkel
Boodschappen doen moet je goed voorbereiden. Je wilt niet te veel en ook niet te weinig spullen kopen. Verder is het belangrijk dat je weet wat je precies moet kopen.

Slide 4 - Tekstslide

Aandachtspunten bij het boodschappen doen
- Betrek of begeleid de cliënt bij het boodschappen doen.
- Houd rekening met de wensen van de cliënt.
- Let op de prijs van producten.
- Let op de kwaliteit en de versheid.
- Betrek of begeleid de cliënt bij het opruimen.
- Laat de cliënt de boodschappen en de kassabon controleren.
- Schrijf de uitgaven eventueel in een kasboekje.





Slide 5 - Tekstslide

Boodschappenlijstje
Maak van tevoren een boodschappenlijstje, zodat je met de juiste spullen terugkomt. Een standaard boodschappenlijst is soms handig. Op deze lijst staan de boodschappen die regelmatig terugkomen. Aan de hand van deze lijst stel je snel een boodschappenlijst samen. Je controleert ook gemakkelijk of je niets vergeet. Deel de standaardboodschappenlijst in, bijvoorbeeld in producten die korter of langer houdbaar zijn. Overleg altijd met de cliënt:
- Naar welke winkel gaat de cliënt meestal?
- Welk merk producten wil de cliënt hebben?
- Welk soort product wil de cliënt?
- Hoeveel is er nodig?
- Wat is het budget voor het doen van de boodschappen?




Slide 6 - Tekstslide

Neem een tas mee
Neem een tas mee als je boodschappen gaat doen. Bij winkels krijg je geen gratis plastic tassen meer. Deze maatregel is door de overheid ingesteld om zwerfvuil op straat en in zee tegen te gaan.

Slide 7 - Tekstslide

Informatie op verpakte levensmiddelen
Op verpakte levensmiddelen staat veel informatie. Het is niet altijd nodig om alle informatie te lezen. Soms is het wel aan te raden, bijvoorbeeld als een cliënt allergisch is voor een bepaalde stof.

Slide 8 - Tekstslide

Ingrediënten

Op de verpakking kun je lezen welke ingrediënten erin zitten. Het ingrediënt dat het meeste voorkomt in het product staat bovenaan. Het ingrediënt dat het minste voorkomt, staat onderaan.

Slide 9 - Tekstslide

E-nummers
Fabrikanten voegen steeds vaker stoffen toe aan levensmiddelen. Daarmee maken ze producten langer houdbaar, laten ze producten er mooier uitzien of lekkerder ruiken. De hulpstoffen die in Nederland worden gebruikt, zijn goedgekeurd. Als ze ook zijn goedgekeurd door de Europese Unie, krijgen ze een E-nummer. Dit E-nummer betekent dat onderzoekers denken dat de hulpstof veilig is.

Slide 10 - Tekstslide

Houdbaarheid
Op de verpakking staat hoe lang een product houdbaar is. Deze termen komen het meest voor:

- Te gebruiken tot (TGT) Dit staat op bederfelijke producten, zoals vlees, verse vis en kip, voorgesneden groenten en koelverse maaltijden. TGT betekent dat het product na de vermelde datum niet goed meer is. Je moet het product dan weggooien.
- Ten minste houdbaar tot (THT) Dit betekent dat de kwaliteit van het product tot die datum gegarandeerd is. Na deze datum kan de kwaliteit achteruitgaan. Dat betekent niet automatisch dat het product bedorven is. Als je de verpakking hebt geopend, is de bewaartijd beperkt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Boodschappenspel
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.

Slide 13 - Tekstslide

Boodschappenspel
1. Appel
2. Bier
3. M&M's
4. Kaas
5. Brood
6. Melk
7. Autodrop
8. Pindakaas
9. Wortels

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide