Les 28: woordspeling en beeldspraak

Inhoud van de les
10 min: stillezen
25 min: instructie en oefenen woordspeling en beeldspraak
5 min: les afsluiten
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inhoud van de les
10 min: stillezen
25 min: instructie en oefenen woordspeling en beeldspraak
5 min: les afsluiten

Slide 1 - Tekstslide

Leren voor de toets
Kern theorieboek:
Leesvaardigheid: 1-2/14-15/27-28.
Schrijfvaardigheid: 11-12-25

Alternatief:
Alle Lesson Up lessen (lees- en schrijfvaardigheid) nog eens doornemen + theorie leren.

Belangrijke bladzijdes die je MOET leren:
- blz. 32 + 34

Slide 2 - Tekstslide

Ik weet wat een woordspeling of een beeldspraak is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Woordspeling en beeldspraak
Eerst even een filmpje….

Slide 4 - Tekstslide

Woordspeling
De schrijver gebruikt woordspeling om de lezer op het verkeerde been te zetten en te laten nadenken.

Doel: humoristisch effect aan de tekst geven

Slide 5 - Tekstslide

Woordspeling
Verschillende soorten woordspelingen:
1. Het gebruik van een dubbele betekenis: 
‘ Zegt de ene kaars tegen de andere:”Zullen we vanavond uitgaan?” 

2. Het aanpassen van (letters van een) woord, of de woordvolgorde: 
- Wie niet slim is, moet sterk zijn. 
- Iedereen heeft recht op mijn mening.

Slide 6 - Tekstslide

Lees de tekst op het t-shirt. Van welke woordspeling is hier gebruik gemaakt?
A
Gebruik van dubbele betekenis
B
Het aanpassen van (letters van een) woord, of de woordvolgorde

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord heeft een dubbele betekenis?

Ik scoor ook wel zonder WK

Slide 8 - Open vraag

Welk woord heeft een dubbele betekenis?

Hoezo Oranje-koorts? Ik voel me prima

Slide 9 - Open vraag

Welk woord heeft een dubbele betekenis?

Mijn tandarts vond dat ik een kroon nodig had. eindelijk iemand die me begrijpt.

Slide 10 - Open vraag

Welk woord heeft een dubbele betekenis?

van jou!
Onderstebovn

Slide 11 - Open vraag

Wat is de grap in de volgende woordspeling?

Helemaal naar de pepernoten!

Slide 12 - Open vraag

Wat is de grap in de volgende woordspeling?

Ik hou niet van mensen die nooit hun zin af

Slide 13 - Open vraag

Wat is de grap in de volgende woordspeling?

Negeer ik jou niet ergens van?

Slide 14 - Open vraag

Beeldspraak
De schrijver vergelijkt de werkelijkheid  met een ‘beeld’, iets wat hem aan die werkelijkheid doet denken. 

Doel: de tekst mooier, sterker, duidelijker, opvallender of grappiger maken.

Slide 15 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak kun je herkennen  aan de woorden die aan het beeld vooraf gaan: als, alsof, net of, lijken of zijn. 

Raoul voelt zich als een vis in het water.
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal
Hij heeft een hart van goud
Ze is een schat van een meid.

Slide 16 - Tekstslide

Waterfietsen na hoosbuien.

Waarom is waterfietsen hier een beeldspraak?
A
De foto laat een beeld zien van waterfietsen
B
Het fietsen door het water wordt vergeleken met fietsen op een waterfiets
C
Het fietsen door een tunnel met veel water erin heet waterfietsen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent de beeldspraak: ‘lijkt steeds meer op een wespennest’?
A
Ze scheidsrechters steken elkaar tijdens trainingen
B
Het is een plek waar je graag wilt zijn
C
Het is een plek waar je niet graag wilt zijn. omdat iedereen elkaar niet mag
D
Het is een plek waar je best kunt zijn, maar waar je goed moet opletten.

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent de beeldspraak:
‘elkaar een oor aan naaien’.
A
Elkaar iets wijs maken
B
Elkaars concurrenten zijn
C
Elkaar s vrienden zijn
D
Elkaars vijanden zijn

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de beeldspraak in de volgende zin? Geef ook de betekenis van de beeldspraak

Zijn buik lijkt wel een luchtballon.

Slide 20 - Open vraag

Wat is de beeldspraak in de volgende zin? Geef ook de betekenis van de beeldspraak.

De stad is een jungle.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de beeldspraak in de volgende zin? Geef ook de betekenis van de beeldspraak.

Tijdens de vorige wedstrijd speelde hij als een natte krant

Slide 22 - Open vraag

Wat is de beeldspraak in de volgende zin? Geef ook de betekenis van de beeldspraak

Ik voelde me net een kind in een snoepwinkel.

Slide 23 - Open vraag

Maak van de volgende zin een beeldspraak:

Rachid rijdt met een enorme snelheid.

Slide 24 - Open vraag

Maak van de volgende zin een beeldspraak:

Eefje heeft mooi lang haar.

Slide 25 - Open vraag

Maak van de volgende zin een beeldspraak:

Het stormt hard.

Slide 26 - Open vraag

Ik weet wat een woordspeling en beeldspraak is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Beeldspraak en woordspeling in beeld!
Nog even oefenen…

10 quizvragen met beeldspraak en woordspelingen.

Slide 28 - Tekstslide

Welke beeldspraak zie je hier?
A
Zo trots als een pauw
B
Rood als een kreeft
C
Zo groen als gras
D
Zo groot als een pauw

Slide 29 - Quizvraag

Welke beeldspraak zie je hier?
A
Oren zo groot als een haas
B
Een gebit zo groot als een haas
C
Hij ging er als een haas vandoor
D
Hij koos het hazenpad

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent de beeldspraak:

‘Je bent zo blind als een mol’?
A
Je kunt net zo goed voelen als een mol
B
Je kunt net zo goed graven als een mol
C
Je bent onhandig
D
Je kunt niets zien

Slide 31 - Quizvraag

Welke beeldspraak zie je hier?
A
Zo vies als een varken
B
Zo lui als een varken
C
Zo mooi als een varken
D
Zo pienter als een varken

Slide 32 - Quizvraag

De docent zei tegen de leerling: ’Je loopt als een kip zonder kop de klas binnen’.

Wat betekent deze beeldspraak?
A
De leerling loopt netjes de klas binnen
B
De leerling loopt tokkend de klas binnen
C
De leerling loopt de klas binnen zonder te kijken waar hij loopt
D
De leerling loopt de klas binnen met meerdere vrienden

Slide 33 - Quizvraag

In de kerstvakantie ben ik zo ziek geweest als een hond.

Wat zeg ik eigenlijk?
A
Ik ben niet ziek geweest
B
Ik ben ziek geweest
C
Ik ben erg ziek geweest
D
Ik ben heel erg ziek geweest

Slide 34 - Quizvraag

Welke woordspeling wordt hier gemaakt?

Slide 35 - Open vraag

Welke woordspeling wordt hier gemaakt?

Slide 36 - Open vraag

Welk woord is hier een woordspeling?

Leg de woordspeling uit.

Slide 37 - Open vraag

Welk woord is hier een woordspeling?

Leg de woordspeling uit.

Slide 38 - Open vraag