PTN 3HV 7. Spelling: §4 en 5

3HV 7. Spelling
Cursus 7
Spelling
§4 en 5
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3HV 7. Spelling
Cursus 7
Spelling
§4 en 5

Slide 1 - Tekstslide

Startvraag
Noteer een zin van ten minste acht woorden, waarin je een volledige datum (dag, maand en jaartal) gebruikt.

  • Als je een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta weergeeft met een of meer (hoofd)letters, dan is er sprake van een […].
  • Als je een woord(groep) weergeeft met een beperkt aantal letters en punten, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord, dan is er sprake van een […].
havo
vwo
Noteer je antwoord in je schrift.
Extra vraag:
Welk woord gebruik jij in een verkorte versie? Denk aan Whatsapp etc.

Slide 2 - Tekstslide

Startvraag
Bijvoorbeeld:

Mijn opa is in Leeuwarden geboren op 12 januari 1958.
  • symbool
  • afkorting
havo
vwo
antwoord 
Bijvoorbeeld:
faka, BRB, LOL

Slide 3 - Tekstslide

Deze week:
Les 1 Spelling - §4 en 5
Les 2 Spelling - §6, 7 en 8
Les 3 Fictie -> 3PAK

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wanneer ik een getal met cijfers of met letters moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.

Slide 5 - Tekstslide

 §4 Getallen
Getallen schrijf je soms in letters en soms in cijfers.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?

Julia koopt ... kaascroissantjes per week.
A
zes
B
6

Slide 7 - Quizvraag

Ik schrijf getallen
met letters bij...

Slide 8 - Woordweb

Ik schrijf getallen
met cijfers bij...

Slide 9 - Woordweb

Je gebruikt letters
  • voor hele getallen van één tot en met twintig: zeven, negentien;
  • voor de tientallen tot honderd: twintig, dertigste;
  • voor de honderdtallen tot duizend: tweehonderd, achthonderdste;
  • voor de duizendtallen tot twaalfduizend: zesduizend, negenduizendste;
  • voor de getallen miljoen, miljard, biljoen enzovoort: vier miljoen (met spatie), drie miljardste (los!).

Slide 10 - Tekstslide

Je gebruikt cijfers
  • voor getallen boven de twintig, behalve de tientallen en honderdtallen: 86 miljoen, de 21e (21e, 21ste) aflevering, 55 genodigden;
  • voor maten, gewichten, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, exacte tijdstippen: 70 meter, 33 °C, 6 kilo, € 9,25, 18 februari 1963, Dalemstraat 42, 8 procent, om 15.00 uur (drie uur geeft een tijdsduur aan: De sollicitanten krijgen drie uur de tijd voor de slotopdracht).

Slide 11 - Tekstslide

Let op
  • Je schrijft breuken met een spatie (twee derde: ⅔, vijf zeven achtste: 5⅞; maar: vierenhalf), behalve in een samenstelling: vierkwartsmaat, tweederdemeerderheid.
  • Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van cijfers én letters zou ontstaan bij getallen die hetzelfde geval betreffen:Van de 28 deelnemers gingen er 3 naar de finale.
  • Voor grote ronde getallen in een tekst combineer je cijfers en letters: 58 duizend inwoners, 240 miljard euro, 11 duizend kilometer.

Slide 12 - Tekstslide



De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijfentwintig februari negentientachtig
B
25-2-1980
C
25 februari negentientachtig
D
25 februari 1980

Slide 13 - Quizvraag


Om ...................... had ik een afspraak
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur
D
veertien uur

Slide 14 - Quizvraag

Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur

Slide 15 - Quizvraag

Manieren om woorden korter te schrijven

Slide 16 - Tekstslide

 vijf manieren waarop je woorden of woordgroepen korter kunt schrijven
  • afkorting: e.d.
  • letterwoord: pin
  • initiaalwoord: btw
  • verkorting: wifi 
  • symbool: $

            Tip: leer deze manieren uit je hoofd met behulp van (m.b.v.) een voorbeeld.

Slide 17 - Tekstslide

afkorting 
  • is een weergave van een woord of woordgroep met een beperkt aantal letters; 
  • spreek je uit als het oorspronkelijke woord;
  • schrijf je met een of meer punten;
  • schrijf je met een hoofdletter als deze ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.
Z.M. > Zijne Majesteit
t.b.v. > ten behoeve van

Slide 18 - Tekstslide

initiaalwoord 
  • wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord;
  • spreek je uit als losse letters (in tegenstelling tot een letterwoord)
NS > Nederlandse Spoorwegen 
pc > personal computer

Slide 19 - Tekstslide

verkorting
 
  • is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen;
  • spreek je uit als een woord.


airco  >  airconditioning
kladiladi  >  klap die laptop dicht

Slide 20 - Tekstslide

symbool
  • is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta;
  • spreek je uit als het woord waar het 
voor staat;
  • is (inter)nationaal afgesproken;
  • schrijf je zonder punt.
 GB > gigabyte
@ > at of apenstaartje, is een symbolische afkorting van at of at the cost of (uit het Engels). Oorspronkelijk werd het gebruikt voor rekeningen, bijvoorbeeld: "7 widgets @ £2 ea. = £14". Het staat dus eigenlijk voor het Latijnse ad of het Franse à.

Slide 21 - Tekstslide

CS (Centraal Station) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 22 - Quizvraag

blz. (bladzijde) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 23 - Quizvraag

Li (Lithium) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 24 - Quizvraag

EHBO is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 25 - Quizvraag

Maak de opdrachten van paragraaf 4 en 5, Cursus 7 Spelling, in je schrift of online.

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wanneer ik een getal met cijfers of met letters moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.

Slide 27 - Tekstslide

Terugblik op de les
Wat ging goed?
Wat kan beter?

Slide 28 - Tekstslide