Herhaling spelling H3 & H4

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: Herhaling spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: Herhaling spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands en laat deze nog even dicht op tafel liggen.

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- Ken je het verschil tussen het hele werkwoord en het voltooid deelwoord
- weet je hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijft
- weet je wanneer je kleine letters en hoofdletters schrijft
- kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen
- kun je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen
- kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

't ex kofschip

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
Ik
Stam +te/de
Jij 
Stam +te/de
Hij/zij/het
Stam +te/de
Wij
Stam +ten/+den
Jullie
Stam +ten/+den
Zij
Stem +ten/den

Slide 5 - Tekstslide

Even oefenen. Zet het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd.

Hij ... (fietsen) iedere dag naar school.

Slide 6 - Open vraag

Even oefenen. Zet het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd.

Wij ... (geloven) de leugen die hij vertelde niet.

Slide 7 - Open vraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 
Je schrijft het volt. deelw als bijv. naamwoord altijd zo kort mogelijk op. De klank moet hetzelfde blijven. 
De kat is verjaagd - De verjaagde kat. 

Kort klank aan het einde? Extra medeklinker 
Ik heb de plant verpot- De verpotte plant. 

Lange klank aan het einde? Een medeklinker weg:
Hij heeft het spaargeld besteed- Het bestede geld. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Meervoud
Hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord moet schrijven, kun je horen als je het uitspreekt.

voorbeeld:
winter - winters
sneeuwvlokje - sneeuwvlokjes
wolk - wolken
muts - mutsen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Krystian, Jaysen & Niek

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 16 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: Herhaling
blz: 
opdr: werkbladen

Slide 17 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 18 - Tekstslide

Wie maakt wat:
4 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
werkbladen herhaling.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 19 - Tekstslide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 20 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig de werkbladen maken met herhalingsopdrachten.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  ...

Slide 21 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie van spelling in je boek (H3 + H4). Je maakt werkbladen met herhalingsopdrachten.


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- Ken je het verschil tussen het hele werkwoord en het voltooid deelwoord
- weet je hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijft
- weet je wanneer je kleine letters en hoofdletters schrijft
- kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen
- kun je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen
- kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken

Slide 23 - Tekstslide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Donderdag 14 maart
Werkblad Herhalingsopdrachten
 
Toetsen:

Slide 24 - Tekstslide