In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.9 t/m 4.12
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 175
Huiswerk controle:
-
Slide 2 - Tekstslide
2. Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- Kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen;
- Kun je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen;
- Kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken
Slide 3 - Tekstslide
3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
Jessica, Gijs, Jochem & Jamie
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Krystian, Jaysen & Niek
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
n.v.t.
Slide 4 - Tekstslide
Verdiept arrangement:
Verdiept: Jessica, Gijs, Jochem & Jamie
Huiswerk noteren + maken:
les: 4.9 t/m 4.12
blz: 175 t/m 179
opdr: 1 t/m 5
Slide 5 - Tekstslide
Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe schrijf je het meervoud van ' pony'?
Slide 7 - Open vraag
Hoe schrijf je het meervoud van 'wedstrijd'?
Slide 8 - Open vraag
Hoe schrijf je het meervoud van ' stad'?
Slide 9 - Open vraag
Hoe schrijf je het meervoud van ' slee'?
Slide 10 - Open vraag
Hoe schrijf je het meervoud van ' wolf'?
Slide 11 - Open vraag
Wie maakt wat:
4 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 4.9 t/m 4.12 opdracht 1 t/m 5 op blz 175 t/m 179
De rest doet mee met de instructie.
Slide 12 - Tekstslide
4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia.
Slide 13 - Tekstslide
Meervoud
Hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord moet schrijven, kun je horen als je het uitspreekt.
voorbeeld:
winter - winters
sneeuwvlokje - sneeuwvlokjes
wolk - wolken
muts - mutsen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian:jullie gaan zelfstandig les 4.9 t/m 4.12 opdracht 1 t/m 5 op blz 175 t/m 179
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout? Wij maken samen opdracht 1.
Slide 19 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt les 4.9 t/m 4.12 opdracht 1 t/m 5 op blz 175 t/m 179
Ben je klaar?
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek.
timer
1:00
Slide 20 - Tekstslide
7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?
- Kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen;
- Kun je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen;
- Kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken