Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Spelling
Taalvoutjes?
Wie spoort de meeste taalfouten op?
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Taalvoutjes?
Wie spoort de meeste taalfouten op?
Slide 1 - Tekstslide
Welke schrijfwijze is goed:
Ik pak .... tas in.
A
me
B
m'n
C
mijn
Slide 2 - Quizvraag
me of mijn
Met me wordt een persoon bedoeld. Voorbeeld: ik schaam me of ik verveel me.
Met mijn wordt bezit bedoeld. Voorbeeld: ik pak mijn tas
m'n wordt vaak gebruikt bij het spreken of als informele schrijftaal, maar niet als formele schrijftaal.
Slide 3 - Tekstslide
..... zeiden niets tegen elkaar
A
Zij
B
Hun
Slide 4 - Quizvraag
hun of zij
Als het om het onderwerp van de zin gaat is het zij.
Hun is meewerkend voorwerp (Ik geef hun de keuze) of persoonlijk voornaamwoord (Het is hun keuze).
Slide 5 - Tekstslide
De jongen vraagt ..... meisje de weg
A
de
B
het
Slide 6 - Quizvraag
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Jongen en weg zijn mannelijk of vrouwelijk en dus "de" woorden.
Een meisje is natuurlijk een vrouw, maar niet vrouwelijk. Het is een onzijdig woord en dus "het".
Slide 7 - Tekstslide
Ik heb ..... boek op tafel gelegd.
A
die
B
dat
Slide 8 - Quizvraag
die of dat
naar een "de" woord verwijs je met die.
naar een "het' woord verwijs je met dat.
Het boek, dus dat boek.
Slide 9 - Tekstslide
Goed of fout:
Ik drink uit jou beker
A
goed
B
fout
Slide 10 - Quizvraag
Goed of fout:
Is dat uw fiets?
A
goed
B
fout
Slide 11 - Quizvraag
wel of geen w aan het eind
u of jou (zonder w aan het eind) gebruik je als je een persoon bedoeld.
uw en jouw (dus met w aan het eind) geeft altijd een bezit aan. Er staat altijd een zelfstandig naamwoord achter.
Slide 12 - Tekstslide
Doe ..... normaal, man!
A
us
B
's
C
eens
D
is
Slide 13 - Quizvraag
Doe eens normaal, man!
"s = spreektaal
us = fout, geschreven zoals je het hoort
is = fout, is is een vervoeging van het werkwoord zijn.
Slide 14 - Tekstslide
Goed of fout:
Ik heb teveel melk gedronken
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
goed of fout:
er is teveel melk
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quizvraag
verschillende betekenis teveel en te veel
Teveel betekent dat er een overschot is.
Te veel betekent meer dan gewenst.
Slide 17 - Tekstslide
Goed of fout:
De slager verkoopt riplappen.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
goed of fout:
De kok bereidt het konijn.
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
Vul het goede woord in:
De water........... is bevroren.
A
leiding
B
lijding
Slide 20 - Quizvraag
goed of fout:
Juffrouw Anita is teamlijder van VMBO bovenbouw
A
goed
B
fout
Slide 21 - Quizvraag
Schrijf de zin zonder taalfouten op.
Me ouders hebben mijn gevraagt om die boek terug te geven aan jouw.
Slide 22 - Open vraag
Dawasum
Wek verder in je boek
Slide 23 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Formuleren OB
Juli 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verwijswoorden, formuleren
April 2024
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren H4 - verwijswoorden
April 2021
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Formuleren paragraaf 3 + 4
April 2023
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
H4 Formuleren cursus 5, paragraaf 5
April 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Verwijswoorden
Maart 2021
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
TH3P Verwijzen
Januari 2022
- Les met
42 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Stijl 2f/3F: dat-wat / die-wie / die-dat
Maart 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1