4hc 10 mei

Dinsdag 11 mei
Huiswerk bespreken
Beginnen met Blok 3 van Lezen: Argumentatie 
Afronden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 11 mei
Huiswerk bespreken
Beginnen met Blok 3 van Lezen: Argumentatie 
Afronden

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over argumentatie?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Standpunt
Een uitspraak of bewering over een bepaald onderwerp. Je kunt dit ook een stelling noemen. Je herkent een standpunt vaak aan signaalwoorden: ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus. 
Voorbeelden:
1. Volgens mij moeten alle wc's op scholen genderneutraal worden.
2. Als je tot je 18e geen alcohol gebruikt, betaalt de overheid je rijbewijs.
3. Vanwege corona moeten alle middelbare scholieren automatisch overgaan naar het volgende jaar, vind ik. 


Slide 4 - Tekstslide

Argumentatie
Het standpunt en de argumenten die je daarvoor geeft, zijn samen de argumentatie. 

Een argument geeft antwoord op de vraag: Waarom heb ik deze mening? Je herkent een argument aan bepaalde signaalwoorden: want, omdat, immers, aangezien, namelijk

De 'tegenstander' kan met een tegenargument komen: een argument tegen jouw standpunt. 

Slide 5 - Tekstslide

Standpunt: Als je tot je 18e geen alcohol gebruikt, betaalt de overheid je rijbewijs.
Bedenk een argument vóór deze stelling.

Slide 6 - Open vraag

Standpunt: Alle wc's op scholen moeten genderneutraal worden.
Bedenk een tegenargument.

Slide 7 - Open vraag

Objectieve en subjectieve argumenten
  • Objectieve argumenten zijn feitelijke uitspraken: gebaseerd op feiten. Je kunt deze controleren. 
  • Subjectieve argumenten zijn waarderende uitspraken: gebaseerd op een mening, gevoel of overtuiging.
  • Argumenten moeten valide zijn: de inhoud moet kloppen en het argument moet relevant zijn voor het standpunt. 
  • Soms zitten in een argumentatie verzwegen argumenten: die worden niet duidelijk uitgesproken. 

Slide 8 - Tekstslide

Vanwege corona moeten alle middelbare scholieren automatisch overgaan naar het volgende jaar.
Bedenk een feitelijk argument voor of tegen deze stelling.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het standpunt en wat is het argument? 
Is het argument feitelijk of waarderend? 
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Boeken lezen is ouderwets, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda's.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.  

Slide 10 - Tekstslide

Maak startopdracht 1 op bladzijde 174. 

Slide 11 - Tekstslide