Taalverzorging. Les 5. Verwijswoorden (+ spelling)

Les 5. Verwijswoorden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 5. Verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Terugblik vorige week
  • Leerdoel
  • Uitleg
  • Bewegen + oefenen
  • Zelfstandig oefenen
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Is dit een goede beknopte bijzin?
"Eenmaal in de les Nederlands aangekomen, ging wéér het brandalarm af."
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Maak van de 'normale' bijzin een beknopte bijzin.
"Nadat Reim heel hard had gewerkt aan zijn boekopdracht, leverde hij het in via Learnbeat."

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel

Ik kan betrekkelijke voornaamwoorden en hun antecedent herkennen en gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Vul het juiste verwijswoord in:
‘Het meisje ... daar loopt.’
A
die
B
dat

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:
'De 100-jarige man ... uit het raam klom en verdween is weer gevonden.'
A
die
B
dat

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we het verwijswoord DIE en wanneer het verwijswoord DAT?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vul het juiste verwijswoord in:
"De buurvrouw ... mijn moeder aan het kletsen is, woont op nummer 34."

Slide 12 - Open vraag

Vul het juiste verwijswoord in:
"Het nieuws ... deze buurvrouw vertelt, is nogal heftig."

Slide 13 - Open vraag

Vul het juiste verwijswoord in:
"Het enthousiasme ... meneer Van den Eijnde lesgeeft, werkt aanstekelijk."

Slide 14 - Open vraag

Vul het juiste verwijswoord in:
"Mevrouw Borst, ... veel leerlingen volgende week hun driehoeksgepsrek hebben gepland, is erg betrokken bij haar leerlingen."

Slide 15 - Open vraag

Het verwijswoord 'wat'
Gebruik je in 3 situaties
  1. Wanneer je verwijst naar een hele zin 
    ('Freek wilde graag meer bewegen in de les, wat Melle ook een goed idee vindt.')

  2. Wanneer je verwijst naar de overtreffende trap
    ('Het allerleukste wat Daan ooit heeft gedaan, is winnen met de feestdag-presentaties.')

  3. Wanneer je verwijst naar onduidelijke woorden zoals alles, niets, iets, etc.
    ('Alles wat Nicky schildert ziet er prachtig uit.')

Slide 16 - Tekstslide

Verzin een zin met het verwijswoord 'wat' erin.

Slide 17 - Open vraag

Bewegen

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werken


Maak 2.2 helemaal af

Slide 19 - Tekstslide