Thema 4_spelling d of t

Spelling

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Kijk samen naar het uitlegfilmpje over de d die klinkt als t.
hoe schrijf je dit woord?
A
gezont
B
gezond

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
levend
B
levent

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

woord met de D
woord met de T
stemban.
vliegvel.
zach.
teks.
sta.huis
onkrui.
har.loper
vluch.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
woetend
B
woedent
C
woetent
D
woedend

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
uidgang
B
uitgang

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
beeltscherm
B
beeldscherm

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
voorbeelt
B
voorbeeld

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
taart
B
taard

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
spannend
B
spannent

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dit woord?
A
bootschap
B
boodschap

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies