voorbereiden coronatoets

Is het werkwoord een vervoeging van être of avoir??

Sleep de vervoeging  naar het goede werkwoord.
AVOIR
ÊTRE
je suis
tu as
nous sommes
j'ai 
elle a
vous avez
elles
 sont
tu es 
il est
ils ont
1 / 23
volgende
Slide 1: Sleepvraag
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Is het werkwoord een vervoeging van être of avoir??

Sleep de vervoeging  naar het goede werkwoord.
AVOIR
ÊTRE
je suis
tu as
nous sommes
j'ai 
elle a
vous avez
elles
 sont
tu es 
il est
ils ont

Slide 1 - Sleepvraag

                   être           avoir        aller

je (j')
tu
il/elle

nous
vous
ils/elles
suis
avons
vas
sont
a
sommes
avez
ont
es
êtes
as
est
ai
vais
allez
allons
va
vont

Slide 2 - Sleepvraag

Elles (être)
A
suis
B
être
C
sont
D
est

Slide 3 - Quizvraag

être
nous
A
avons
B
sommes
C
êtons
D
être

Slide 4 - Quizvraag

hebben =
A
être
B
avoir

Slide 5 - Quizvraag

zijn =
A
être
B
avoir

Slide 6 - Quizvraag

être of avoir?

On a
A
être
B
avoir

Slide 7 - Quizvraag

être of avoir?

Ils sont
A
être
B
avoir

Slide 8 - Quizvraag

être of avoir?

Il a
A
être
B
avoir

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord? être of avoir?
Vous êtes

timer
0:30
A
être
B
avoir

Slide 10 - Quizvraag

vous ... (être)

Slide 11 - Open vraag

Je _____ (être)

Slide 12 - Open vraag

Les garçons être

Slide 13 - Open vraag

Nous (avoir)

Slide 14 - Open vraag

j'... (avoir)

Slide 15 - Open vraag

Les filles ... (avoir)

Slide 16 - Open vraag

Monsieur, vous (avoir)

Slide 17 - Open vraag

Tu ________ (avoir)

Slide 18 - Open vraag

futur proche

Slide 19 - Tekstslide

je - regarder (futur proche)
A
je vais regarder
B
je vas regarder
C
je regardera
D
je regarderai

Slide 20 - Quizvraag

Nous................... à Lille (futur proche)
A
allons habiter
B
habitons
C
avons habité
D
habiterons

Slide 21 - Quizvraag

Je vais acheter un livre.
A
passé composé
B
présent
C
futur proche

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 23 - Quizvraag