H3.1 Wat zijn de kosten (2 lessen)

Hoofdstuk 3 - We gaan voor de winst!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 - We gaan voor de winst!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 3.1 Wat zijn de kosten?
  • Wat voor een kosten kan een bedrijf hebben?
  • Wat  is het verschil tussen vaste en variabele kosten?
  • Hoe bereken je de kostprijs
  • Hoe bereken je de verkoopprijs en consumentenprijs?

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de
4 productiefactoren?

Slide 3 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
  • Kapitaal
  • -> alle kapitaalgoederen die je langere tijd gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
  • Arbeid
  • -> de inspanningen die de mensen bij de productie leveren
  • Natuur
  • -> Bijvoorbeeld de grond, grondstoffen, aardolie en aardgas
  • Ondernemerschap
  • -> de activiteiten van de ondernemer, die het productie- proces organiseert en leidt.

Slide 4 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
  • Toegevoegde waarde
  • Het verschil tussen alle inkopen bij andere bedrijven en de verkoopopbrengst van het product.

Slide 5 - Tekstslide

Vaste kosten
Variable kosten

Slide 6 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
  • Vaste kosten
  • -> kosten die niet direct veranderen als de productie hoger of lager wordt.
  • Variabele kosten
  • -> kosten die direct veranderen als de productie hoger of lager wordt.

Slide 7 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
  • Kostprijs per product
  • -> alle kosten die je hebt moeten maken voor het maken van één product
  • -> (vaste + variabele kosten) : aantal producten

Slide 8 - Tekstslide

Maken opgave 8 blz. 76 
Klaar? Maken 1 t/m 7
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Afmaken 3.1: 1 t/m 8
Zorg dat je volgende week 2.3, 2.4 en 3.1 t/m 8 af hebt.

Slide 11 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
Stel je voor dat de indiaan steeds meer kano's gaat verkopen...
  • ... dan heeft hij bijvoorbeeld meer ruimte en machines nodig om deze te maken

Slide 12 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
De indiaan gaat investeren
  • bedrijven besteden geld aan productie- middelen, zoals kapitaalgoederen

  1. uitbreiden
  2. vervangen

Slide 13 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
De investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.
  • Afschrijving:
  • De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen

Slide 14 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
Een voorbeeld:
De indiaan koopt 2 zaagmachines voor elk €2.500. Hij gaat er vanuit dat deze machines 5 jaar mee gaan en een restwaarde hebben van €500. Bereken de totale afschrijving per jaar.
2.500 - 500 = 2.000
2000 / 5 = 400
2 machines -> 400 x 2 = 800
Afschrijving per jaar is € 800 voor beide machines
Vraag 9
blz 76
Vraag 10
blz 76

Slide 15 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
  • In het verleden was het kano-bedrijf arbeidsintensief
  • Tegenwoordig is het kano-bedrijf kapitaalintensief
arbeidsintensief:
bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven)
kapitaalintensief:
bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - We gaan voor de winst!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

3.1 Wat zijn de kosten 
Bepalen verkoopprijs en consumentenprijs
  • inkoopprijs
  • brutowinstmarge +
  • verkoopprijs
  • btw                          +
  • consumentenprijs
  • 100%
  •     9 % +
  • 109%
  • 100%
  •   21 % +
  •  121%

Slide 19 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
Bepalen verkoopprijs
en consumentenprijs 
inkoopprijs
brutowinstmarge +
verkoopprijs
btw                          +
consumentenprijs
  • De inkoopprijs van een shirt is €16
  • De brutowinstmarge is 50%
  • Bereken de verkoopprijs
  • Bereken de consumentenprijs
Vraag 11
blz 77
Vraag 12
blz 77

Samenvatting

Slide 20 - Tekstslide