Keuzedeel SDAA, leerjaar 2 P2 (les 5, medicatie bij ouderen)

Medicatie veiligheid 
medicatie bij oudere doelgroep
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
apothekersassisitentMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Medicatie veiligheid 
medicatie bij oudere doelgroep

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doel van dezevan deze les
                                             Je kan aangeven welke belangrijke aandachtspunten de verpleegkundige heeft bij het aanreiken van medicatie en monitoren van de patient na inname.  

                               
                                     

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Polyfarmacie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je van van POLYFARMACIE?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

polyfarmacie is het gebruiken van meer dan vijf verschillende medicamenten! let op interacties

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ouderen (65+) 
Praktische problemen:

- slecht ter been
- niet kunnen lezen van kleine letters op verpakking/bijsluiter
- openen van bepaalde verpakkingen
- vergeten inname geneesmiddelen

                                                         gevolg -> lage therapietrouw

Slide 6 - Tekstslide

De ouderen groep groeit door de vergrijzing.
Je kunt je voorstellen dat er in de apotheek veel winst te behalen is aan deze doelgroep.
ouderen (65+) 
                            Daarnaast ook een hele kwetsbare groep

ouderen hebben een grotere kans op:
- Bijwerkingen en intoxicatie
- verdere achteruitgang van de therapietrouw
door foutief geneesmiddelgebruik

Slide 7 - Tekstslide

Daarnaast zie je bij ouderen ook voorbeelden van symptoommaskering:

- geen kenmerken van hypo- of hyperglykemie bij diabetes
- infectie zonder koorts
- griepachtige verschijnselen bij een hartinfarct
verandering bij het ouder worden
Farmacokinetiek -> wat doet het lichaam met      een geneesmiddel

Farmacodynamiek -> wat doet een geneesmiddel in het lichaam 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Farmacokinetiek
Farmacodynamiek

Slide 9 - Tekstslide

Farmacokinetiek:
- geneesmiddel wordt ingenomen -> absorptie (hoe komt het binnen, waar wordt het opgenomen) -> metabolisme (hoe wordt het afgebroken, (in de lever) -> distributie -> waar gaat het naar toe (transport via het bloed), excretie -> hoe gaat het er uit (ontlasting/urine)

bij ouderen: 
- Absorptie word minder doordat er minder maagzuur wordt aangemaakt -> de pH gaat omhoog.
- Doorbloeding in maag/darm gaat omlaag.
Bij veel klachten en symptomen op maag-darmgebied is de gastro-intestinale motoriek verstoord. Dit kan het gevolg zijn van onderliggend lijden of bijvoorbeeld door een maagbloeding.
- de distributie verloopt anders:
het vetgehalte verhoogd met 20-40% en het watergehalte daalt met 10-15%

Farmacodynamiek:
Het geneesmiddel werkt alleen als het kan binden aan een aangrijppunt (een receptor)

Door ouderdom of ziekte kan de gevoeligheid van deze receptoren veranderen waardoor geneesmiddelen anders of niet goed werken.



                        Absorptie
(=opname van geneesmiddelen)

- slikken wordt moeilijker
             > lokale bijwerkingen
             > gnm kunnen blijven hangen in               de slokdarm
- andere effecten heffen elkaar op
            > de maag wordt zuurder, maar                                      maaglediging gaat trager
             > oppervlakte van darmen neemt af,                           maar gnm blijven langer in de darmen
Verdeling
(= waar bevindt het middel zich)

hdjshk 
Geneesmiddelen hopen zich op een andere plek op

Slide 10 - Tekstslide

Rechts:

Door de verandering van de verdeling water en vet in het lichaam bij ouderen, kunnen geneesmiddelen op andere plekken gaan ophopen.

gnm die moeilijke in te stellen zijn doordat ze een "waterig" gnm zijn, bijvoorbeeld Lithium of Digoxine

gnm die langer werken doordat de "vettige" gnm zijn, bijvoorbeeld Diazepam
                  verminderde afbraak




- afname doorbloeding
   afname first pass effect -> gnm             meer werkzaam
- afname leverfunctie
   afname enzymen -> afbraak                   verminderd -> toxisch!


van geneesmiddelen





- vanaf je 40e gaan je nieren achteruit
60-70% op je 70e levensjaar

- minder uitscheiding -> toxisch!

Slide 11 - Tekstslide

Het first-pass-effect betekent de eerste leverpassage en vindt plaats wanneer een geneesmiddel na opname in de darmen via de leverpoortader voor het eerst de lever passeert. Geneesmiddelen en andere lichaamsvreemde stoffen kunnen in de lever gedeeltelijk worden omgezet in hun metabolieten. Dit kan de werking van een geneesmiddel sterk beïnvloeden.

door afname van enzymen (omdat de lever minder werkt) worden de geneesmiddelen minder goed afgebroken.
Sommige gnm moeten door de lever geactiveerd worden (codeïne) waardoor het effect van deze medicatie juist niet bereikt kan worden.
Wat is de belangrijkste of meest voorkomende bijwerking bij ouderen?

Slide 12 - Open vraag

De meest beruchte bijwerking bij ouderen is vallen.
Ouderen raken immobiel en instabiel. Hun lichaam kan zich minder goed aanpassen aan allerlei situaties. Het reactievermogen neemt af. Daarom is vallen een erg beruchte bijwerking onder ouderen. 
de botdichtheid van ouderen neemt ook af met de leeftijd, waardoor veel ouderen kwetsbaarder zijn voor botbreuken.

Wat zijn de oorzaken van de valrisico's?
A
minder goed ter been/ verminderde balans
B
bloeddruk schommelingen
C
verminderd zicht
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

toelichting bloeddruk schommelingen:
Wat gebeurt er als je te snel op staat? (je ziet sterretjes.....). Dit komt doordat je bloeddruk zich niet snel genoeg kan aanpassen aan de nieuwe situatie. Dit proces is sterker bij ouderen. Wanneer je medicatie geeft die de bloeddruk beïnvloed, kan dit proces meer vertragen. 
Dit kan leiden tot duizeligheid bij het opstaan waardoor ouderen sneller kunnen vallen>
bloed-hersen barriere verlaagd. 
bij ouderen is deze barriere verminderd, dus effecten medicatie sneller effect op centraal zenuwstelsel
( morfine, zofran, domperidon)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicatie met renale klaring?
let op sneller bijwerkingen/sneller intoxicaties

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

renale klaring
aminoglycosiden (gentamicine)
diuretica
lithium
metformine
metoclopramide

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies