17/11 gramm. h2, samentrekking havo 3

Zindelen - samentrekking
GRAMMATICA
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Zindelen - samentrekking
GRAMMATICA

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

  • Terugblik vorige les
  • Wat weet je al?
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 3 - Woordweb

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kan ik uitleggen wat een samentrekking is 
  • ken ik de drie voorwaarden voor een samentrekking
  • kan ik de samentrekking in een zin herkennen.




Slide 4 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord
'samentrekking'?
Wat kan dat betekenen binnen
het vak Nederlands?

Slide 5 - Woordweb

Noteer de zin met samentrekking.
Damesschoenen en herenschoenen

Slide 6 - Open vraag

Noteer de zin met samentrekking.
kleine landen en grote landen


Slide 7 - Open vraag

Noteer de zin met de samentrekking
Hidde mailde het bestuur en Luuk belde het bestuur.


Slide 8 - Open vraag

Noteer de zin met de samentrekking
feestmutsen en feestneuzen

Slide 9 - Open vraag

Noteer de zin met de samentrekking
beroemde acteurs en beroemde actrices

Slide 10 - Open vraag

Noteer de zin met de samentrekking
Kasia reed door rood licht en Kasia kwam daardoor bijna onder de tram.

Slide 11 - Open vraag

Samentrekking
Een goede tekst is zo kort mogelijk. 
Maar wat als je nou echt twee keer hetzelfde woord of hetzelfde zinsdeel wilt gebruiken? -->> Dan gaan we samentrekken.

Samentrekken is weglaten op een manier dat er geen misverstand kan zijn over wat je bedoelt.


Slide 12 - Tekstslide

In het kort

Slide 13 - Tekstslide

Voorwaarden en stappenplan
Voorwaarden
Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
Dezelfde betekenis hebben
Dezelfde functie hebben (onderwerp, lijd. vw, meew. vw, enz.

1. vul de weggelaten woorden in;
2. kijk of het voldoet aan de 3 voorwaarden;
Ja? --> zo laten;
Nee? --> de zin aanpassen.


Slide 14 - Tekstslide

Ela geeft in het sportcentrum zelf streetdancelessen en steplessen.
Welk woord(deel) mag je weglaten?
A
1e lessen
B
2e lessen

Slide 15 - Quizvraag

Bij die zaak kun je trouwjurken, trouwpakken en trouwaccessoires kopen.
Welk(e) woorddeel( of woorddelen) mag je weglaten?
A
1e trouw
B
2e trouw
C
3e trouw

Slide 16 - Quizvraag

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 17 - Quizvraag

De docent leidde het nieuwe onderwerp in en de leerlingen om de tuin.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 18 - Quizvraag

In de toetsweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 19 - Quizvraag

Jouw idee in de ideeënbus vond de jury het origineelste en zal spoedig gerealiseerd worden.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 20 - Quizvraag

De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 21 - Quizvraag

Ik moet en zal slagen dit jaar, want ik wil echt niet blijven zitten in klas 3.
Extra info
Het gaat in deze zin om de samentrekking van 'Ik moet en zal'.
A
geen samentrekking
B
foutieve samentrekking
C
goede samentrekking

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een samentrekking?
  • Een samentrekking houdt in dat een woorddeel, woord of zinsdeel kan worden weggelaten, omdat het eerder of later in de zin genoemd wordt. 
  • Door het identieke woord, (-deel) of de identieke zinsdelen weg te laten kun je korter formuleren en dat is efficiënter.  

Jan at een appel en Piet at een peer. 
Jan at een appel en Piet een peer. 

Slide 23 - Tekstslide

Typen samentrekkingen
Voorwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt vooraan benoemd en achterin weggelaten.
>>Hij houdt wel van appeltaart, maar [..] niet van chocoladecake

Achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt achteraan in de samentrekking benoemd en voorin weggelaten.
>>in voor- en tegenspoed

Slide 24 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - woordniveau
Voor- en tegenstanders, in- en uitvoer, knutsel- en tekenspullen, koffiekopjes en -schoteltjes, voetbaltrainers en -spelers
Het streepje is een weglatingsteken: het vervangt een deel van een samenstelling.

In deze voorbeelden zie je dat het streepje (-) een deel van het soortgelijke woord vervangt. 

Het kan zelfs als een van de twee woorden geen samenstelling is: basisonderwijs en voortgezet onderwijs kun je vervangen door basis- en voortgezet onderwijs. 
--> Niet door *voortgezet- en basisonderwijs, want voortgezet onderwijs bestaat uit twee woorden; het streepje (-) vervangt een deel van een woord.

Slide 25 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - woordniveau
Woordniveau: een woorddeel wordt weggelaten en op de plek van het weggelaten woorddeel wordt een weglatingsstreepje genoteerd: 
>> voorwaarts: bakkersbollen en -speculaas 
Het gemeenschappelijke deel wordt vooraan benoemd en achterin weggelaten.
>> achterwaarts: voor- en achteruitgang 
Het gemeenschappelijke deel wordt achterin de samentrekking benoemd en voorin weggelaten.

Slide 26 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - woordgroepniveau
Woordgroepniveau: binnen een woordgroep worden één of meer woorden weggelaten:

>> voorwaarts: gescheiden mannen en vrouwen
(het VOORSTE woord wordt benoemd)
>> achterwaarts: grote en middelgrote steden
(het ACHTERSTE woord wordt benoemd)

Slide 27 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - zinsniveau
Je kunt in samengestelde zinnen ook vaak een of meerdere zinsdelen weglaten. 
Je doet ook dit weer om je tekst zo kort en helder mogelijk te maken. 

Wil je dat deze zinnen goed lopen, dan zorg je ervoor dat het samengetrokken deel in beide delen dezelfde vorm, betekenis, functie en plaats zou hebben.

Voorbeeld:
Hij liep weg, pakte zijn jas en deed het licht uit.
Hij kan steeds onderwerp zijn (functie) en voor de persoonsvorm geplaatst worden.

Ans eet graag boerenkool en ik pizza.
'eet' (functie:pv) en 'graag' (functie: bwb) kunnen na het onderwerp in dezelfde volgorde geplaatst worden.

Slide 28 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - zinsniveau
Zinsniveau: één of meer zinsdelen (ow, wg, lv, mv, bwb etc.) die twee keer voorkomen, worden weggelaten.

>> (voorwaarts) Mees gaat op de fiets en Joia [...] op de scooter.
>> (achterwaarts) Wij werken [...] en onze kinderen studeren elke dag van de week.

Slide 29 - Tekstslide

De samentrekking wringt:
Als de vorm niet klopt
*Gisteren heeft hij gewonnen en morgen zal hij weer.
De vorm die je zou willen invullen is 'winnen' niet 'gewonnen'.

Als de betekenis niet klopt
*Ik liet mijn hond uit en mijn oma binnen.
Uitlaten en binnenlaten zijn twee verschillende betekenissen.

Als de functie niet klopt
*Hij is ziek en toch gaan werken.
'is' = in deel 1 koppelwerkwoord van een naamwoordelijk gezegde (is ziek) en zou in deel 2 hulpwerkwoord in een werkwoordelijk gezegde zijn (is gaan werken).
Zie je de functiefout in het krantenknipsel?


Bij samentrekking sluipen er gemakkelijk foutjes in de zin als je niet meer denkt aan andere taalregels en -afspraken of als je niet goed oplet wat je nu precies opschrijft (mondeling ervaren we onderstaande voorbeelden vaak niet als fout).

Slide 30 - Tekstslide

Belangrijk!
Blijf nadenken!

Bij samentrekking sluipen er gemakkelijk foutjes in de zin als je niet meer denkt aan andere taalregels en -afspraken of als je niet goed oplet wat je nu precies opschrijft (mondeling ervaren we onderstaande voorbeelden vaak niet als fout).

Slide 31 - Tekstslide

Woordvolgorde
Hoort deze inversie (omdraaiing van onderwerp en persoonsvorm) ook bij de bepaling?
*Op 14 maart begint de proefwerkweek en studeren we tot het einde van het schooljaar voor een prima resultaat.
Op 14 maart begint de proefwerkweek en we studeren tot het einde van het schooljaar voor een prima resultaat.

Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort.
- Geloof jij dat als je je laat vaccineren dat je dan geen kinderen meer kunt krijgen? (minder vloeiend: dat/als-constructie)
  Geloof jij dat je geen kinderen meer kunt krijgen als je je laat vaccineren?

- De coördinator heeft de uitslagen meteen aan de leerlingen die natuurlijk enorm benieuwd waren doorgegeven. ("tangconstructie")
  De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen die natuurlijk enorm benieuwd waren.

Slide 32 - Tekstslide

Je kunt ook te veel weglaten
Een grote groep mensen verzekeren is altijd goedkoper dan een kleine groep.
--> Beter: Een grote groep mensen verzekeren is altijd goedkoper dan een kleine groep verzekeren. 
Een kleine groep kan namelijk best goedkoop zijn in andere gevallen.

*De zeespiegel aan de Nederlandse kust stijgt al jaren sneller dan de rest van de wereld.
--> Beter: De zeespiegel aan de Nederlandse kust stijgt al jaren sneller dan IN de rest van de wereld.

Gebruik een verwijswoord als een herhaald zinsdeel in het tweede deel een andere functie heeft/een ander zinsdeel is:
*We dachten dat de bus al vertrokken was, maar kwam gelukkig nog. 
We dachten dat de bus al vertrokken was, maar hij kwam gelukkig nog. --> bus = lv-zin, hij (de bus) = o

Slide 33 - Tekstslide

Denk na over je komma's
De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen, de leerlingen waren enorm benieuwd. 

De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen die enorm benieuwd waren. 
--> Nu krijgen alleen de leerlingen die enorm benieuwd waren de uitslag, je noemt dit dan ook een beperkende bijzin.

De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen, die enorm benieuwd waren. 
--> Nu krijgen alle leerlingen de uitslag. Deze bijzin geeft extra informatie over de leerlingen; je noemt deze daarom een uitbreidende bijzin.

Slide 34 - Tekstslide

Voorwaarden en stappenplan
Voorwaarden
  1. Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
  2. Dezelfde betekenis hebben
  3. Dezelfde functie hebben (onderwerp, lijd. vw, meew. vw, enz.

1. vul de weggelaten woorden in;
2. kijk of het voldoet aan de 3 voorwaarden;
zo ja --> zo laten;
zo nee --> de zin aanpassen.


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Leontine heeft meer boeken gekocht dan
Patty cd's.
Zelfde getal, betekenis 
en  functie. 

Slide 38 - Open vraag

Verbeter de onderstaande foutieve samentrekking:
In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Zelfde getal, betekenis 
en functie.

Slide 39 - Open vraag

Maak van deze zin een samentrekking:

Ik eet een appel en ik eet een banaan.


Zelfde getal, betekenis 
en functie.

Slide 40 - Open vraag

Maak van deze zin een samentrekking:
Op de camping haal ik altijd verse soep en verse broodjes.

Slide 41 - Open vraag

Maak van deze zin een samentrekking:

slimme leerlingen en bijzonder slimme leerlingen

Slide 42 - Open vraag

Maak van deze zin een samentrekking:
succesvolle modellen en minder succesvolle modellen

Slide 43 - Open vraag

Noteer de drie voorwaarden voor het samentrekken.

Slide 44 - Open vraag

Werk voor de deze en de volgende les:
H2, grammatica, blz. 60/61 + opdracht 1, 2 en 3.
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!


Wat niet af is = huiswerk!
timer
15:00

Slide 45 - Tekstslide

Ik weet wat een samentrekking is en kan deze herkennen en gebruiken in zinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 47 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 48 - Open vraag