Kies uit: litotes, chiasme, antithese, eufemisme, understatement
1. Het was de beste van tijden, het was de slechtste van tijden.
2. Ik heb een ‘beetje’ honger. (Ik heb heel veel honger.)
3. Je hebt je tijd verspild, maar je hebt wel tijd gewonnen.
4. Dit was een redelijke uitdaging. (Het was een enorme uitdaging.)
5. Ze heeft haar carrière veranderd. (Ze is ontslagen.)
6. Wij lezen niet om te leren, maar leren om te lezen.
7. Hij was vol energie, zij was volledig uitgeput.
8. Hij is niet meer bij ons. (Hij is overleden.)
9. Dat was niet de minste moeite. (Dat was veel moeite.)
10. Het was niet zo'n grote storm. (Het was een enorme storm.)