2GA 15/03/2022

Lees even fijn in je boek !
timer
15:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lees even fijn in je boek !
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag :
- Lezen (15 min)
- Toets Spelling blok 3, 4 en 5 in week van 28 maart
- Maken opdrachten 4 en daarna bespreken (10 min)
- Herhalen Spelling, Blok 3, 4 en 5 met opdrachten (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Aan de slag :
Opdracht 4, blz. 244






Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4 :
1 Omdat ik na een week nog niks over mijn sollicitatie had gehoord, heb ik zelf het bedrijf gebeld.
2 In mijn toilettas zitten naast mijn tandenborstel ook nog tandpasta, een borstel, shampoo en deodorant.
3 Natuurlijk, hij mag ook mee winkelen, maar we gaan niet naar zijn favoriete schoenenwinkel.
4 Weet je, ik weet nog altijd niet of ik je helemaal kan vertrouwen, Sanne.
5 Hé, die schoenen heb ik ook, maar dan in het zwart.
6 Na zijn flauwe, platte moppen gehoord te hebben, ben ik snel weggegaan.
7 Mijn vader wil in de keuken zeil leggen, terwijl ik de originele granieten vloer juist heel mooi vind.
8 Tja, ik weet niet of ik het haal, want ik moet eerst nog het konijnenhok schoonmaken.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Meervouds-n
bij verwijzingen

Slide 6 - Woordweb

Doelen
1. Ik kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen.
2. Ik weet wanneer ik een -n schrijf achter woorden als alle(n), beide(n) en sommige(n). 

Slide 7 - Tekstslide

Gedichtje
Men spreekt van één lot, en verschillende loten,
maar ’t meervoud van pot is natuurlijk geen poten.
Zo zegt men ook altijd, één vat en twee vaten,
maar zult u ook zeggen: één kat en twee katen?

Slide 8 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoorden
8 regels

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud seconde
A
secondes
B
seconden

Slide 10 - Quizvraag

Regel 1
Sommige woorden die eindigen op een -e hebben twee meervoudsvormen. 

Slide 11 - Tekstslide

Regel 2
Bij woorden die eindigen op een -s  of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een z of een v. 

grens - grenzen (maar: wens - wensen)
staaf - staven (maar: fotograaf - fotografen)

Slide 12 - Tekstslide

Meervoud van zee

Slide 13 - Open vraag

Regel 3
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord. 

idee - ideeën
porie - poriën

Slide 14 - Tekstslide

Meervoud van auto

Slide 15 - Open vraag

Regel 4
Bij woorden die eindigen op een klinker schrijf je een apostrof + s ('s) als je het woord anders verkeerd uit zou spreken. 

oma - oma's 
ski - ski's 
cadeau - cadeaus 
cowboy - cowboys 

Slide 16 - Tekstslide

Meervoud van perzik

Slide 17 - Open vraag

Regel 5
Bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -el, -es, -et, ik of -it verdubbel je de laatste medeklinker in het meervoud niet.

dommerik - dommeriken
viezerik - viezeriken

Slide 18 - Tekstslide

Regel 6
Sommige woorden die eindigen op -man kunnen als meervoud ook -lieden of -lui hebben. 

zakenman - zakenmannen/zakenlieden/zakenlui

Slide 19 - Tekstslide

Regel 7
Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang. 

museum - musea 

Slide 20 - Tekstslide

Regel 8
Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud. 

rommel, vee, zand
hersenen, inkomsten, omstreken 

Slide 21 - Tekstslide

Welke meervoudsvorm is fout?
A
dommerikken
B
luiwammesen
C
haviken
D
potten

Slide 22 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is fout?
A
baby's
B
radio's
C
douche's
D
sprays

Slide 23 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is fout?
A
knieën
B
allergiën
C
oliën
D
bacteriën

Slide 24 - Quizvraag

Meervouds-n bij verwijzingen

Slide 25 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
alle/ allen - beide/ beiden - sommige/ sommigen - andere/ anderen

ZONDER -n als:
- er een ZN achter staat
- persoon waarnaar wordt verwezen staat in zelfde zin
- verwijst niet naar personen ( zelfstandig gebruikt)

Slide 26 - Tekstslide

Je moet beide/beiden handen aan het stuur houden.
A
beide
B
beiden

Slide 27 - Quizvraag

Er komen andere/anderen mensen bij ons wonen.
A
andere
B
anderen

Slide 28 - Quizvraag

Hij had dertig fouten. Vele/Velen waren ontstaan door slordigheid.
A
Vele
B
Velen

Slide 29 - Quizvraag

Er komen andere/anderen naast ons wonen.
A
andere
B
anderen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het meervoud van medicus?

Slide 31 - Open vraag

Wat is het meervoud van havik?

Slide 32 - Open vraag