Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordjes hoofdstuk 1
Woordjes hoofdstuk 1
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordjes hoofdstuk 1
Slide 1 - Tekstslide
egoïstisch
A
levendig, wild kind
B
complimenten geven die niet altijd gemeend zijn
C
zelfzuchtig, alleen aan jezelf denken
D
als iemand zich braver en eerlijker voordoet dan hij of zij is
Slide 2 - Quizvraag
de wildebras
A
levendig, wild kind
B
complimenten geven die niet altijd gemeend zijn
C
je eerlijke mening geven
D
als iemand zich braver en eerlijker voordoet dan hij of zij is
Slide 3 - Quizvraag
schijnheilig
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
complimenten geven die niet altijd gemeend zijn
C
je eerlijke mening geven
D
als iemand zich braver en eerlijker voordoet dan hij of zij is
Slide 4 - Quizvraag
vleien
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
complimenten geven die niet altijd gemeend zijn
C
je eerlijke mening geven
D
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
Slide 5 - Quizvraag
geen blad voor de mond nemen
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
aanbieden
C
je eerlijke mening geven
D
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
Slide 6 - Quizvraag
vormend
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
aanbieden
C
alles wat gelezen kan worden
D
zelfzuchtig, alleen aan jezelf denken
Slide 7 - Quizvraag
voorschotelen
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
aanbieden
C
alles wat gelezen kan worden
D
braaf, keurig
Slide 8 - Quizvraag
voorbeeldig
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
iemand met een voorbeeldfunctie
C
alles wat gelezen kan worden
D
braaf, keurig
Slide 9 - Quizvraag
de lectuur
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
iemand met een voorbeeldfunctie
C
alles wat gelezen kan worden
D
levendig, wild kind
Slide 10 - Quizvraag
het rolmodel
A
iets wat belangrijk is voor iemands ontwikkeling
B
iemand met een voorbeeldfunctie
C
alles wat gelezen kan worden
D
levendig, wild kind
Slide 11 - Quizvraag
pedagogisch
A
eindeloos
B
opvoedkundig
C
ermee akkoord gaan
D
als je streeft naar vernieuwing
Slide 12 - Quizvraag
onuitputtelijk
A
eindeloos
B
het zich niet aantrekken
C
ermee akkoord gaan
D
als je streeft naar vernieuwing
Slide 13 - Quizvraag
vooruitstrevend
A
een groot aantal
B
het zich niet aantrekken
C
ermee akkoord gaan
D
als je streeft naar vernieuwing
Slide 14 - Quizvraag
accepteren
A
een groot aantal
B
het zich niet aantrekken
C
ermee akkoord gaan
D
sprakeloos worden
Slide 15 - Quizvraag
lak hebben aan iets
A
een groot aantal
B
het zich niet aantrekken
C
iemand op een bepaalde manier beschrijven
D
sprakeloos worden
Slide 16 - Quizvraag
het scala
A
een groot aantal
B
algemeen geldend
C
iemand op een bepaalde manier beschrijven
D
sprakeloos worden
Slide 17 - Quizvraag
verstommen
A
slim en snel reageren
B
algemeen geldend
C
iemand op een bepaalde manier beschrijven
D
sprakeloos worden
Slide 18 - Quizvraag
afschilderen
A
slim en snel reageren
B
algemeen geldend
C
iemand op een bepaalde manier beschrijven
D
ermee akkoord gaan
Slide 19 - Quizvraag
universeel
A
slim en snel reageren
B
algemeen geldend
C
eindeloos
D
ermee akkoord gaan
Slide 20 - Quizvraag
bijdehand
A
slim en snel reageren
B
sprakeloos worden
C
eindeloos
D
ermee akkoord gaan
Slide 21 - Quizvraag
veel stof doen opwaaien
A
opschudding veroorzaken
B
niet netjes
C
aan één stuk door
D
reclame voor ideeën met als doel gedragsverandering
Slide 22 - Quizvraag
aan de lopende band
A
anders doen/denken omdat je beseft dat je fout deed/dacht
B
niet netjes
C
aan één stuk door
D
reclame voor ideeën met als doel gedragsverandering
Slide 23 - Quizvraag
onfatsoenlijk
A
anders doen/denken omdat je beseft dat je fout deed/dacht
B
niet netjes
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
reclame voor ideeën met als doel gedragsverandering
Slide 24 - Quizvraag
de propaganda
A
anders doen/denken omdat je beseft dat je fout deed/dacht
B
iemand die iets doet naar voorbeeld van een ander
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
reclame voor ideeën met als doel gedragsverandering
Slide 25 - Quizvraag
tot inkeer komen
A
anders doen/denken omdat je beseft dat je fout deed/dacht
B
iemand die iets doet naar voorbeeld van een ander
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
rechtzetten, herstellen
Slide 26 - Quizvraag
rechtbreien
A
aardig, vriendelijk
B
iemand die iets doet naar voorbeeld van een ander
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
rechtzetten, herstellen
Slide 27 - Quizvraag
de navolger
A
aardig, vriendelijk
B
iemand die iets doet naar voorbeeld van een ander
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
een goed humeur hebben, blij zijn
Slide 28 - Quizvraag
sympathiek
A
aardig, vriendelijk
B
opschudding veroorzaken
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
een goed humeur hebben, blij zijn
Slide 29 - Quizvraag
goedgemutst zijn
A
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
B
opschudding veroorzaken
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
een goed humeur hebben, blij zijn
Slide 30 - Quizvraag
de criticus
A
aardig, vriendelijk
B
opschudding veroorzaken
C
iemand die iets beoordeelt, vaak negatief
D
een goed humeur hebben, blij zijn
Slide 31 - Quizvraag
iemand op het verkeerde been zetten
A
herhaling van een klank bij terugkaatsen van het geluid
B
reden waarom iemand iets doet
C
niet bewust van gevaar
D
ergens een verkeerde indruk van geven
Slide 32 - Quizvraag
het motief
A
herhaling van een klank bij terugkaatsen van het geluid
B
reden waarom iemand iets doet
C
niet bewust van gevaar
D
iemand op zijn weg tegenhouden
Slide 33 - Quizvraag
weergalmen
A
herhaling van een klank bij terugkaatsen van het geluid
B
zeker, beslist
C
niet bewust van gevaar
D
iemand op zijn weg tegenhouden
Slide 34 - Quizvraag
argeloos
A
periode van zes maanden, een halfjaar
B
zeker, beslist
C
niet bewust van gevaar
D
iemand op zijn weg tegenhouden
Slide 35 - Quizvraag
onderscheppen
A
periode van zes maanden, een halfjaar
B
zeker, beslist
C
nawoord
D
iemand op zijn weg tegenhouden
Slide 36 - Quizvraag
gegarandeerd
A
periode van zes maanden, een halfjaar
B
zeker, beslist
C
nawoord
D
bang, schrikachtig
Slide 37 - Quizvraag
het semester
A
periode van zes maanden, een halfjaar
B
gemaakt, nep
C
nawoord
D
bang, schrikachtig
Slide 38 - Quizvraag
de epiloog
A
reden waarom iemand iets doet
B
gemaakt, nep
C
nawoord
D
bang, schrikachtig
Slide 39 - Quizvraag
schichtig
A
reden waarom iemand iets doet
B
gemaakt, nep
C
ergens een verkeerde indruk van geven
D
bang, schrikachtig
Slide 40 - Quizvraag
geforceerd
A
reden waarom iemand iets doet
B
gemaakt, nep
C
ergens een verkeerde indruk van geven
D
niet bewust van gevaar
Slide 41 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
B les 1 lezen soort, doel, onderwerp en hoofdgedachte A2C
September 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
1.f woordenschat
Oktober 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.f woordenschat
Oktober 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.f woordenschat
September 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
C les 1 lezen verwijswoorden A2C
September 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
F les 1 + oefenen voor toets
Oktober 2023
- Les met
6 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Kunst en het brein: gestaltpsychologie
September 2024
- Les met
43 slides
Kunstbeschouwing
Secundair onderwijs
Sleepvragen
September 2023
- Les met
8 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2