In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling theorie Lezen 5
Waar moet je op letten?
Slide 2 - Tekstslide
Wat je moet kennen:
de theorie uit de toolboxen uit deze cursus (les 1)
criteria voor betrouwbaarheid van een tekst (les 4)
het begrip kleur van een tekst (les 4)
het verschil tussen misleiding en satire (les 4).
Wat moet je kunnen:
de theorie uit de toolboxen toepassen op een tekst (les 3, 4 en 5)
een tekst kritisch kunnen lezen en beoordelen op betrouwbaarheid op basis van de criteria (les 4).
Toolboxen om te bestuderen:
Bronnen
Feiten en meningen
Kleur van een tekst
Leesmanieren
Leesmotor
Moeilijke woorden
Onderwerp en hoofdgedachte
Online lezen
Signaalwoorden
Tekstdoelen en tekstsoorten
Tekstgeraamte
Tien vragen voor tekstbegrip
Verwijswoorden
Toolbox Lezen 5
Slide 3 - Tekstslide
LAATSTE VRAAG Wat is waar over onderwerp + hoofdgedachte?
1. Onderwerp = in (paar) woord(en) beschrijven waar tekst over gaat. Geen zin!
2. Hoofdgedachte = één zin met belangrijkste informatie over het onderwerp.
A
1 = waar
2 = niet waar
B
1 = waar
2 = waar
C
1 = niet waar
2 = niet waar
D
1 = niet waar
2 = waar
Slide 4 - Quizvraag
Noem 4 punten waarop je kunt controleren of een tekst betrouwbaar is.
Slide 5 - Open vraag
Betrouwbaarheid van teksten
Informatie in teksten is niet altijd betrouwbaar.
Daarom moet je een tekst ........... lezen.
Als je wilt controleren of een tekst betrouwbaar is, let je op
de............, de .............enhet .............van de tekst.
bron
schrijver
doel
kritisch
Slide 6 - Tekstslide
Checkvragen Betrouwbare Informatie
Wat is het doel van de tekst?
Wil de schrijver je informeren, overtuigen of overhalen?
Informerende teksten zijn het meest betrouwbaar.
Is de informatie niet verouderd?
Slide 7 - Tekstslide
Hoe herken je de kleur van een tekst?
Slide 8 - Open vraag
Kleur van teksten
Informatieve teksten zoals artikelen en nieuwsberichten horen objectief te zijn. De schrijver baseert zich op feiten die hij moet kunnen bewijzen. Hij wil ook dat de lezer het idee heeft dat de tekst objectief is en inhoudelijk juist is.
Toch zijn artikelen in kranten, tijdschriften en op internet niet altijd 100% objectief. Veel artikelen hebben een kleur: ze geven toch de mening van de schrijver of de krant weer.
Slide 9 - Tekstslide
Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening
Slide 10 - Sleepvraag
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
dus
slecht
Slide 11 - Sleepvraag
Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
Hoewel, daarentegen, maar, echter
Mits, tenzij, wanneer
Waarmee, via, als, evenals
Slide 12 - Poll
Herhaling theorie in quizziz
Slide 13 - Tekstslide
quizizz.com
Slide 14 - Link
Tot slot!
Lees de vragen altijd goed! Gebruik hierbij een markeerstift. onderstreep bijvoorbeeld de doe-woorden en de begrippen waarnaar gevraagd wordt.