Spelling ott, ovt, vtt en vvt en volt. dw blok 2 mavo 2

Spelling Blok 1 + 2 Mavo 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling Blok 1 + 2 Mavo 2

Slide 1 - Tekstslide

Doel:

  • je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden
  • je kunt de persoonsvorm in de ott, ovt, vtt en vvt zetten
  • je kunt het volt. deelwoord goed schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Op de volgende dia een uitlegfilmpje over de persoonsvorm in de ovt.
Kijk en luister goed. Stel straks vragen als er dingen onduidelijk zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Verven
Ik ..... mijn kamer zachtroze.
A
Vervde
B
Verfde
C
Vervte
D
Verfte

Slide 5 - Quizvraag

Gebeuren
Het ....tegenwoordig vaak, dat hij zijn huiswerk niet gemaakt heeft.
A
Gebeurt
B
Gebeurd

Slide 6 - Quizvraag

Spelen
Wie .......er graag met Lego?
A
speelt
B
speeld

Slide 7 - Quizvraag

Missen
Gisteren.....we de bus.
A
Misten
B
Mistten

Slide 8 - Quizvraag

Glanzen
De sieraden.........., toen we ze gepoetst hadden.
A
Glansten
B
Glansden

Slide 9 - Quizvraag

Lachen
Ze ......hartelijk om deze grap.
A
Lachte
B
Lachtte

Slide 10 - Quizvraag

Oordelen
Wie ....., zal beoordeeld worden.
A
Oordeeld
B
Oordeelt

Slide 11 - Quizvraag

finishen
Afgelopen zondag .... ik als laatste.
A
finishte
B
finishtte

Slide 12 - Quizvraag

Misten
Het ......vanochtend
.
A
Miste
B
Mistte

Slide 13 - Quizvraag

vermoorden
De mooie man ...... vorige week zijn vrouw.
A
vermoorde
B
vermoordde

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Op de volgende dia komt een uitlegfilmpje over het voltooid deelwoord. Kijk goed en stel vragen!

Slide 16 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:
Frits heeft zijn fietsband geplakt

Slide 17 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord eindigt op -en of op -d of -t.

Bijvoorbeeld:
gebroken, geschreven
gehoord, gemaakt
Als je een woord langer maakt, 
hoor je of je een -d of een -t moet schrijven.

Slide 18 - Tekstslide

OPDRACHT

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord
dat tussen haakjes staat.



Slide 19 - Tekstslide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 20 - Open vraag

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Slide 21 - Open vraag

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 22 - Open vraag

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 23 - Open vraag

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 24 - Open vraag

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 25 - Open vraag

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Slide 26 - Open vraag

Luuk heeft de bal _____. (vangen)

Slide 27 - Open vraag

De vrouw heeft vriendelijk naar hem _____. (knikken)

Slide 28 - Open vraag

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 29 - Open vraag

En nu aan de slag!

Slide 30 - Tekstslide