2223 3V economie periode 4

LessonUp 3V econ periode 4
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LessonUp 3V econ periode 4

Slide 1 - Tekstslide

week 13
Huiswerk:
H6 § 2: De uitkomsten van de markt
Maken vraag 1 t/m 5
Les:
Uitleg externe effecten
Maken vraag 6 t/m 9 tijdens de les
Leerdoel:
Je kunt in een marktsituatie aangeven welke consumenten en producenten profiteren
Je weet wat positieve en negatieve externe effecten zijn en waarom de overheid hierop in speelt.




Slide 2 - Tekstslide

welke kosten zijn NIET verwerkt in de verkoopprijs?
loonkosten werknemers vuurwerkfabriek
zuiveren drinkwater als gevolg van zure regen in de omgeving van de fabriek
afschrijvingskosten machines fabriek
transportkosten
opslagkosten
kosten ambulance personeel ongevallen
vuurwerk verkoopvergunning
inkoopkosten onderdelen
kosten brandweer
promotiekosten (folder, internet)
kosten schoonmaken straten op 1 januari
loonkosten winkelmedewerker




Slide 3 - Tekstslide

welke kosten zijn NIET verwerkt in de verkoopprijs?
loonkosten werknemers vuurwerkfabriek
zuiveren drinkwater als gevolg van zure regen in de omgeving van de fabriek
afschrijvingskosten machines fabriek
transportkosten
opslagkosten
kosten ambulance personeel ongevallen
vuurwerk verkoopvergunning
inkoopkosten onderdelen
kosten brandweer
promotiekosten (folder, internet)
kosten schoonmaken straten op 1 januari
loonkosten winkelmedewerker




Deze kosten ontstaan door bijkomende effecten van de productie en consumptie van vuurwerk.
Bijkomend omdat deze niet direct worden betaald door de consument
wie betaalt ze dan?
de maatschappij
maatschappelijke kosten
negatieve externe effecten

Slide 4 - Tekstslide

Bedenk een aantal negatieve externe effecten van roken
+
Welke maatschappelijke kosten zijn hieraan verbonden?
+
Hoe zou de overheid hier iets aan kunnen doen?

Slide 5 - Tekstslide

nu maken 6 t/m 9

Slide 6 - Tekstslide

week 14
Huiswerk:
Afmaken (en nakijken) wat de vorige les niet af is gekomen.
Les:
hoofdstuk 6 § 3: De overheid, bemoeizuchtig?
Uitleg subsidie en accijnzen
Uitleg directe belastingen
Maken vraag 11 t/m 13 tijdens de les
Leerdoel:
Je kunt aangeven hoe de overheid productie en consumptie kan stimuleren of afremmen
Je weet wat directe belastingen inhouden





Deze les is uitgevallen. Zorg ervoor dat je de stof zelfstandig tot je neemt

Slide 7 - Tekstslide

week 15
Huiswerk:
Afmaken (en nakijken) wat de vorige les niet af is gekomen.
Les:
hoofdstuk 6 § 5: Inzicht in…rechtvaardige belastingen 
Analyse bronnen met betrekking tot het Nederlandse belastingsysteem
Maken vraag 1 -12 tijdens de les
Leerdoel:
Je begrijpt de afwegingen en keuzes welke de overheid maakt in de invulling van het belastingsysteem in Nederland.

Slide 8 - Tekstslide

belastingsysteem
Nederland

Slide 9 - Woordweb

Belastingsysteem Nederland
Indirecte belastingen
(bedrijven zijn doorgeefluik voor de belastingdienst)

Directe belastingen
(worden direct afgedragen aan belastingdienst)
btw, accijns, assurantiebelasting, milieubelasting, etc.
inkomsten, winst, vermogen

Slide 10 - Tekstslide

Welke omschrijving hoort bij welk belastingbeginsel?
doelmatigheid
gelijkheid
draagkracht
profijt
rechtszekerheid
mensen met een hoog inkomen betalen naar verhouding meer belasting dan mensen met een laag inkomen
heffing van de belasting moet zo efficiënt mogelijk zijn
iemand die veel gebruik maakt van een product zal ook meer belasting moeten betalen
gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden
belastingheffing vindt plaats op basis van wettelijke regels

Slide 11 - Sleepvraag

Het boxenstelsel
Bekijk het volgende fragment van De avondshow met Arjen Lubach

Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Uit welke onderdelen bestaat het boxenstelsel?
2. Wat wordt in welke box belast?
3. Valt het boxenstelsel onder directe of indirecte belastingen?
4. Wat is de kritiek van Lubach op het boxenstelsel?
5. Op welk belastingbeginsel is deze kritiek gebaseerd?


Slide 12 - Tekstslide

1. Bereken hoeveel procent van de prijs van een pakje sigaretten uit belastingen bestaat.

Slide 13 - Tekstslide

4. Verklaar waarom de btw de overheid meer inkomsten oplevert dan alle accijnzen bij elkaar?

Slide 14 - Tekstslide

9. Welk percentage is weggelaten op het stippellijntje in bron 6?

Slide 15 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel:
progressief belastingstelsel
proportioneel belastingstelsel:
alle inkomens betalen naar verhouding evenveel belasting

progressief belastingstelsel:
hoge inkomens betalen naar verhouding meer belasting dan lage inkomens

degressief belastingstelsel:
hoge inkomens betalen naar verhouding minder belasting dan lage inkomens

Slide 16 - Tekstslide

10. Is er sprake van een proportioneel, degressief of progressief belastingstelsel?

Slide 17 - Tekstslide

nu (af)maken vraag 1-12 (blz. 199)

Slide 18 - Tekstslide

week 16
Huiswerk:
Afmaken (en nakijken) wat de vorige les niet af is gekomen.
Les:
hoofdstuk 6 § 6: Rekenen met inkomstenbelasting Uitleg systeem van inkomstenbelasting in Nederland
Leerdoel:
Je kent de drie onderdelen van inkomstenbelasting in Nederland
Je kan berekeningen maken met inkomstenbelasting


Slide 19 - Tekstslide

ik reken af met vermogen

Slide 20 - Tekstslide

belast in box 1
belast in box 2 en 3

Slide 21 - Tekstslide

bruto inkomen uit arbeid
                       aftrekposten - 
belastbaar inkomen
heffingsbedrag BOX 1
(heffing BOX 2 en BOX 3) +
heffingskorting(en) - 
inkomensheffing
BOX 1 samengevat
door aftrekposten hoef je over een minder groot deel van je arbeidsinkomen belasting te berekenen
soort kassakorting bij de belastingdienst

bedragen mag je in jouw voordeel afronden op hele euro's!
37,1

Slide 22 - Tekstslide

Arie heeft in 2021 een bruto inkomen van
€ 6.500 per maand. Als aftrekposten heeft hij
€ 2.200 aan betaalde hypotheekrente.
Hij heeft recht op € 2.537 aan heffingskortingen.
Bereken de inkomensheffing in BOX 1.
(voorbeeld notatie antwoord 26345)
37,1

Slide 23 - Open vraag

Arie heeft in 2021 een bruto inkomen van € 6.500 per maand. Als aftrekposten heeft hij € 2.200 aan betaalde hypotheekrente. Hij heeft recht op € 2.537 aan heffingskortingen. Bereken de inkomensheffing in BOX 1.
bruto arbeidsinkomen = 12 x 6.500 = 78.000
aftrekposten                                               2.200 - 
belastbaar inkomen BOX 1                     75.800


heffingsbedrag BOX 1            29.026
heffing BOX 2 en BOX 3                  0
heffingskortingen                      2.537 - 
inkomensheffing                  26.489
schijf 1: 68.507 x 0,371 =        25.416

blijft over voor schijf 2:
75.800 - 68.507 = 7.293

schijf 2: 7.293 x 0,495 =           3.610   +

Totaal belast in BOX 1:         29.026

Slide 24 - Tekstslide

BOX 2 
alleen voor mensen die 5% of meer van de aandelen van een bedrijf bezit.

in dat geval:
25% belastingheffing over de winstuitkering (dividend)

Slide 25 - Tekstslide

BOX 3 
Vermogen:
Bezittingen - Schulden
1e woonhuis niet meegerekend

vrijstelling over 1e deel
daarna: progressief

daadwerkelijk verdiende inkomen niet belangrijk

bezittingen?
spaargeld en beleggingen 

Slide 26 - Tekstslide

nu maken taak week 15/16
Klaar? oefenopgaven voor de toets: taak week 19

Proefwerk H6 (paragraaf 4 NIET)
woensdag 10 mei

Slide 27 - Tekstslide

week 21
Huiswerk:
Hoofdstuk 7 § 6: Nominale en reële indexcijfers
Maken vraag 1 en 2
Les:
(Bespreken proefwerk hoofdstuk 6 doen we volgende week, inhalers???)
Uitleg indexcijfers
start les week 22
Leerdoel:
Je kunt veranderingen ten opzichte van het basisjaar uitdrukken in indexcijfers

Slide 28 - Tekstslide

Taken en lessen gescheiden!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Neem over in je schrift en vul 3e kolom in
(houd nog wat ruimte voor twee nieuwe kolommen)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

week 22
Huiswerk:
Hoofdstuk 7 paragraaf 6: Nominale en reële indexcijfers
Maken vraag 3-8
Les:
Uitleg nominaal en reëel inkomen
Toepassing van koopkracht tabellen en grafieken
Leerdoel:
Je kunt met behulp van indexcijfers uitrekenen hoeveel procent de koopkracht daalt of stijgt
Je kunt aan de hand van tabellen en grafieken uitleggen wat de ontwikkeling van de koopkracht is.


Slide 35 - Tekstslide

Betekent dit dat schoonmakers er in welvaart ook op vooruit gaan?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

nominaal en reëel
nominaal: in geld uitgedrukt

schoonmakers krijgen een loonsverhoging van 12%
nominaal indexcijfer inkomen = 112

de inflatie is 10%, producten worden gemiddeld 10% duurder
nominaal indexcijfer prijspeil = 110





Slide 38 - Tekstslide

nominaal en reëel
reëel: in koopkracht uitgedrukt 
(hoeveel producten kan je kopen met je inkomen?)

dit is dus een combinatie van de verandering van inkomen en de verandering van het prijspeil

Hoe kan je het reële indexcijfer berekenen? 
een rekenvoorbeeld:





Slide 39 - Tekstslide

oude situatie (basisjaar)
index inkomen = 100, index prijspeil = 100

Stel dat schoonmakers € 100 inkomen hebben en hiervan alleen maar producten koopt die € 1 kosten, hoe groot is dan hun koopkracht?

koopkracht = € 100 / € 1 = 100 producten
(index koopkracht is dus ook 100)

Slide 40 - Tekstslide

nieuwe situatie (1 jaar later)
index inkomen stijgt van 100 naar 112
schoonmakers hebben nu dus € 112 aan inkomen

index prijspeil stijgt van 100 naar 110
producten kosten nu dus € 1,10

koopkracht = € 112 / € 1,10 = 101,82 producten
(index koopkracht stijgt dus van 100 naar 101,82)
de koopkracht stijgt dus met 1,82%

Slide 41 - Tekstslide

nu maken opdracht 3 t/m 8 
(huiswerk voor volgende week)

Slide 42 - Tekstslide

week 22
Huiswerk:
Hoofdstuk 7 paragraaf 6: Nominale en reële indexcijfers
Maken vraag 3-8
Les:
bespreken proefwerk
Uitleg nominaal en reëel inkomen (vorige week uitgelegd)
Toepassing van koopkracht tabellen en grafieken
Leerdoel:
Je kunt met behulp van indexcijfers uitrekenen hoeveel procent de koopkracht daalt of stijgt
Je kunt aan de hand van tabellen en grafieken uitleggen wat de ontwikkeling van de koopkracht is.


Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

week 23
Huiswerk:
Hoofdstuk 9 § 2: Hoe verdelen we de taart?
Maken vraag 1 - 4
Les:
Uitleg Lorenzcurve
Uitleg hoe de overheid invloed uitoefent op de inkomensverdeling
Leerdoel:
Je kunt een Lorenzcurve opstellen en aflezen
Je kunt uitleggen hoe herverdeling van inkomen tot stand wordt gebracht

Slide 45 - Tekstslide

Wat is jouw inkomen per maand?
zakgeld, kleedgeld, bijbaan, etc.
grove schatting is ook goed

Slide 46 - Tekstslide

de inkomensverdeling van klas 3V1

Slide 47 - Tekstslide

bespreken opdracht

Slide 48 - Tekstslide

Wat voor invloed heeft de Nederlandse overheid op de inkomensverdeling in Nederland?

Slide 49 - Tekstslide

Wat voor invloed heeft de Nederlandse overheid op de inkomensverdeling in Nederland?

Slide 50 - Tekstslide

nu maken opdracht 5-8 
(blz. 284-285)

Slide 51 - Tekstslide

week 24
Uitloop / herhaling / oefening voor de toets

Slide 52 - Tekstslide