1m blok 1 week 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1

- gaan we verder met de termen monoloog, dialoog en groepsgesprek;

- weet je welke tekstdoelen er zijn;

- weet je hoe je leestekens moet gebruiken als je spreekt;

- gaan we oefenen met tempo en intonatie.

Vandaag

                                    Lees de informatie over:

                                                   - 1. monoloog

                                                   - 2. dialoog

                                                   - 3. groepsgesprek

                                   Maak daarna opdracht 58

Lees de theorie op blz. 45 

monoloog: één persoon spreekt

1

dialoog: er praten 2 mensen met elkaar.

2

groepsgesprek: 3 of meer mensen praten met elkaar.

3

Sanne, Ahmet, Yacinta en Michiel praten over de vakantie.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Evi houdt een spreekbeurt over mode.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Emre interviewt de muziekleraar voor de schoolkrant.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Een schrijver komt bij ons op school vertellen over zichzelf en zijn nieuwste boek.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Na schooltijd praten Walid en Yoeri over het voetbaltoernooi

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Iedere dag luister je naar veel gesprekken. Welke gesprekken heb jij vandaag al gehoord. Schrijf dat eens op.

WIE SPRAK MET WIE?

.

- informeren

- uitleg geven

- overtuigen

- overhalen

- amuseren

Tekstdoelen -> ga naar pagina 56.

Wat wil de schrijver met het tekstdoel
"overtuigen"?

1. dat je zijn mening overneemt
2. dat je leert hoe je iets moet doen
3. dat je iets te weten komt

Wat wil de schrijver met het tekstdoel
"uitleg geven"?

1. dat je zijn mening overneemt
2. dat je leert hoe je iets moet doen
3. dat je iets te weten komt

Wat wil de schrijver met het tekstdoel
"informeren"?

1. dat je zijn mening overneemt
2. dat je leert hoe je iets moet doen
3. dat je iets te weten komt

Wat voor tekstdoel heeft de schrijver?
informeren, uitleg geven of overtuigen

Wat voor tekstdoel heeft de schrijver?
informeren, uitleg geven of amuseren

punt, komma, vraagteken, uitroepteken, beletselteken

opdracht 62 (zelf maken)

Leestekens p. 58

Hoe hoog of hoe laag je stem is, noem je toonhoogte.

Kijk naar het volgende fragment: wat valt je op aan de verschillende stemmen van Tycho Gernandt

toonhoogte

Hoe snel of langzaam je praat, noem je het tempo

Je ziet dadelijk weer een fragment. Wat is het verschil in tempo tussen de stemacteur en Pippi? 

Tempo

Door je intonatie of toon horen mensen hoe je je voelt. Je kunt je bijvoorbeeld vrolijk, angstig, ongeduldig, rustig, enthousiast, boos, geïrriteerd of verdrietig voelen. 

Je emoties of gevoelens klinken door in je stem. 

intonatie

opdracht 64 en 65 p. 60

Samen met een klasgenoot

Ik weet wat het verschil is tussen een monoloog, dialoog en een groepsgesprek.

1. ja
2. nee

Ik weet wat informeren, uitleg geven, overtuigen, overhalen en amuseren is.

1. ja
2. nee

Ik weet wat tempo, toonhoogte, intonatie en volume is.

1. ja
2. nee