1.4 Schrijven en formuleren

Schrijven en formuleren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schrijven en formuleren

Slide 1 - Tekstslide

LEERDOELEN


• hoe je een zakelijke e-mail schrijft;
• hoe je formeel en informeel schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vaak stuur jij een e-mail aan mensen die jij niet kent?
A
vaak
B
soms
C
nooit

Slide 3 - Quizvraag

Gebruik je in zo'n e-mail andere taal dan in een e-mail aan je vrienden?
Leg je antwoord uit!

Slide 4 - Open vraag

ZAKELIJKE E-MAIL
- Een zakelijke e-mail schrijf je aan iemand die je niet goed kent, bijvoorbeeld de afdelingsleider van school. 
Ook aan bedrijven en instellingen schrijf je een zakelijke e-mail. 

- In zakelijke e-mails gebruik je beleefde taal.

Slide 5 - Tekstslide

Regels voor het schrijven van een zakelijke e-mail:


- Vul bij Aan…het emailadres in.
- Noteer bij Onderwerp: kort waar de mail over gaat.
- Begin met een zakelijke aanhef.
- Zeg kort en duidelijk wat je wilt bereiken.
- Zorg dat je taalgebruik zakelijk en beleefd is.
- Gebruik een zakelijke afsluiting.















Slide 6 - Tekstslide

BELANGRIJK
zakelijke e-mail
Een e-mail die je stuurt aan iemand die je niet persoonlijk kent of aan iemand aan wie je iets zakelijks wilt melden.
aanhef
groet aan het begin van een zakelijke e-mail

afsluiting
einde van een zakelijke e-mail

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

 Informeel taalgebruik


- Als je een berichtje stuurt aan een vriend(in) of je ouders, gebruik je informele taal: je schrijft je en jij en je gebruikt emoticons. Je schrijft vaak zoals je spreekt.


Slide 9 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
 In zakelijke e-mails is dat anders. Daar gebruik je officiële taal, formeel taalgebruik. Let dan op de volgende punten:
- spreek de ander aan met u;
- gebruik nette woorden;
- schrijf in hele zinnen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Aan het werk
Boek p.29: opdracht 2 maken.

Boek p.30: opdracht 3 maken.

Slide 12 - Tekstslide