Thema 2 les 16 persoonlijk voornaamwoord

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
ik
B
jij
C
Kees
D
wij
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 6,7

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
ik
B
jij
C
Kees
D
wij

Slide 1 - Quizvraag

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
meisje
B
zij
C
ons
D
haar

Slide 2 - Quizvraag

Lesdoel
Ik kan een persoonlijk voornaamwoord herkennen, benoemen en gebruiken in een zin.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een persoon (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam. 

Schenken jullie voor ons limonade in.
Schenken Jan en Loes voor Mohamed en Noor limonade in.


Slide 5 - Tekstslide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Ik versta je niet!

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Ik ga het morgen repareren.

Slide 8 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Ik geef een broek aan hem.

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Zij breit voor mij een muts.

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Jij koopt een ijsje voor haar.

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Wij leggen jullie de weg uit.

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Zij gaan voor jou opruimen.

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de 2 persoonlijk voornaamwoorden?
Schenken jullie voor ons limonade in.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
kind
B
hij
C
jullie
D
u

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
jou
B
mij
C
hun
D
hoe

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
wij
B
jullie
C
haar
D
daar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
ons
C
en
D
zij

Slide 19 - Quizvraag

Vervang het woord met een streep eronder.
De kinderen pakken de schoonmaakspullen.
A
hij
B
zij
C
wij
D
hem

Slide 20 - Quizvraag

Vervang het woord met een streep eronder.
Jim droeg de bezem en emmer.
A
hij
B
zij
C
wij
D
hem

Slide 21 - Quizvraag

Vervang het woord met een streep eronder.
Serap en ik hadden een stapel sponzen.
A
hij
B
zij
C
wij
D
hem

Slide 22 - Quizvraag

Vervang het woord met een streep eronder.
Ferdie had niet gepakt.
A
hij
B
zij
C
wij
D
hem

Slide 23 - Quizvraag

Vervang het woord met een streep eronder.
Jim gaf de bezem aan Ferdie.
A
hij
B
zij
C
wij
D
hem

Slide 24 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord komt op de lege plek?
..... help mijn moeder met koken.

Slide 25 - Open vraag

Welk persoonlijk voornaamwoord komt op de lege plek?
.... wil dat ik eerst mijn handen was.

Slide 26 - Open vraag

Welk persoonlijk voornaamwoord komt op de lege plek?
Dat geeft ze ..... en snijplank en mesje.

Slide 27 - Open vraag

Welk persoonlijk voornaamwoord komt op de lege plek?
Samen maken .... de uien schoon.

Slide 28 - Open vraag

Welk persoonlijk voornaamwoord komt op de lege plek?
....... krijgen tranen in onze ogen van de uien.

Slide 29 - Open vraag

Welk persoonlijk voornaamwoord komt op de lege plek?
Jop vraagt aan ons: "Waarom huilen .....?"

Slide 30 - Open vraag

aan het werk
taalblobs

Slide 31 - Tekstslide