Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden
Deze les leer je wat persoonlijke voornaamwoorden zijn.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijke voornaamwoorden
Deze les leer je wat persoonlijke voornaamwoorden zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden gaan meestal over ....
A
dingen
B
personen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de volgende zin:

Ik koop nieuwe boeken.
A
Ik
B
koop
C
nieuwe
D
boeken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de volgende zin:

Mark gaf de bezem aan haar.
A
Mark
B
gaf
C
bezem
D
haar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de volgende zin:

Wat heb jij gezegd?
A
Wat
B
heb
C
jij
D
gezegd

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de volgende zin:

Cindy mag van hem iets nieuws kopen.
A
Cindy
B
mag
C
hem
D
nieuws

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de volgende zin:

Samen maken wij de ramen schoon.
A
Samen
B
maken
C
wij
D
schoon

Slide 8 - Quizvraag

Vervang het woord Jim met een persoonlijk voornaamwoord:

Jim droeg de emmer.

Slide 9 - Open vraag

Vervang het woord Vera met een persoonlijk voornaamwoord:

Vera treuzelt altijd met omkleden.

Slide 10 - Open vraag

Vervang het woord Serap en ik met een persoonlijk voornaamwoord:

Serap en ik hadden een stapel sponzen.

Slide 11 - Open vraag

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:

......... zei tegen mijn vader dat mijn fiets kapot was.

Slide 12 - Open vraag

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:

....... wilde mij wel helpen met mijn fiets.

Slide 13 - Open vraag

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:

....... hebben elkaar geholpen.

Slide 14 - Open vraag

Het lesdoel checken:
noteer zoveel mogelijk
persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 15 - Woordweb