Hoofdstuk 4 - les 5

Welkom bij Nederlands
  • Nakijken huiswerk
  • Verkleinwoorden, lettergrepen
  • Werken aan weektaak 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
  • Nakijken huiswerk
  • Verkleinwoorden, lettergrepen
  • Werken aan weektaak 

Slide 1 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Taalverzorging: spelling
verkleinwoorden


Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!

Slide 3 - Tekstslide

Hoe schrijf je verkleinwoorden
  • De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken door -je erachter te plakken. vb: huis -> huisje 

Soms moet je nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
film - filmpje
tafel - tafeltje
slang - slangetje

Slide 4 - Tekstslide

Uitzondering 1: ng -> nkje
  • Bij woorden die eindigen op -ng, schrijf je het verkleinwoord met -nkje.

Voorbeelden: 
poging - poginkje
woning - woninkje 
ketting - kettinkje

Slide 5 - Tekstslide

Uitzondering 2: lange klinker
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u), verdubbel je die klinker aan het eind van het woord. 

Voorbeelden: 
oma - omaatje 
café - cafeetje 
auto - autootje 
paraplu - parapluutje 

Slide 6 - Tekstslide

Uitzondering 3: i -> ietje 
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een i, schrijf je -ietje.

Voorbeelden: 
taxi - taxietje 
ski - skietje 
tosti - tostietje


Slide 7 - Tekstslide

Uitzondering 4: -y
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een -y, schrijf je een apostrof (een hoge komma). 

Voorbeelden: 
baby - baby'tje 
lolly - lolly'tje
hobby - hobby'tje



Slide 8 - Tekstslide

Uitzondering 5: cijfer- en letterwoorden
  • Bij cijfer- en letterwoorden, schrijf je ook een apostrof (hoge komma). 

Voorbeelden: 
mp3 - mp3'tje
s - s'je 
usb - usb'tje 
A4 - A4'tje



Slide 9 - Tekstslide

Lettergrepen
Veel woorden bestaan uit twee of meer lettergrepen.
au-to
vracht-wa-gen
lo-co-mo-tief

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer een afbreekstreepje?
We gebruiken het afbreekstreepje om woorden aan het eind van een regel af te breken als ze niet meer op de regel passen. 

Slide 11 - Tekstslide

Afbreekstreepje achtervoegsel
Vro-lijk
angst-ig

Slide 12 - Tekstslide

Afbreekstreepje tussen twee lettergrepen

rat-ten
a-pen

Slide 13 - Tekstslide

Bij een samenstelling
Klok-huis
thee-doek
huis-deur

Slide 14 - Tekstslide

Het afbreekstreepje

In deze gevallen maak je gebruik van het afbreekstreepje:
Als het woord niet meer op een regel past. Breek alleen af tussen twee lettergrepen.
Leer-ling en niet le-erling

Twijfel je? Schrijf dat het hele woord op de volgende regel.
Een woord fout afbreken is een spelfout bij bijvoorbeeld je eindexamen.

Slide 15 - Tekstslide

Weektaak
Wat? H4 opdracht 17 en 18
Hoe? In je werkboek, gebruik je aantekeningen
Hulp? Steek je hand op
Tijd? 15 minuten
Klaar? Lezen in je boek

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide