Quiz psv bzv o lv mw tw vz hww zww


GRAMMATICA

spel

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


GRAMMATICA

spel

Slide 1 - Tekstslide

Een persoonlijk voornaamwoord staat vaak in de plaats van een...

Slide 2 - Open vraag

Als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is, staat het in de...

Slide 3 - Open vraag

Het onderwerp vind je met de volgende vraag...

Slide 4 - Open vraag

Het persoonlijk voornaamwoord staat in de voorwerpsvorm als...

Slide 5 - Open vraag

Een lijdend voorwerp vind je met de volgende vraag...

Slide 6 - Open vraag

Een meewerkend voorwerp vind je met de volgende vraag...

Slide 7 - Open vraag

Een voorzetsel vind je door...

Slide 8 - Woordweb

Noem een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 9 - Woordweb

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 10 - Woordweb

Wat is het verschil tussen een hoofdtelwoord en een rangtelwoord?

Slide 11 - Open vraag

Geef vijf voorbeelden van een rangtelwoord.

Slide 12 - Woordweb

Geef vijf voorbeelden van een hoofdtelwoord.

Slide 13 - Woordweb

Ik lees graag boeken.
Lees is een...
A
Hww
B
Zww

Slide 14 - Quizvraag

Hij heeft vaak gefietst.
Gefietst is een...
A
Hww
B
Zww

Slide 15 - Quizvraag

Hij heeft vaak gefietst.
Heeft is een...
A
Hww
B
Zww

Slide 16 - Quizvraag

Hij is vaak aan het eten.
Is is een...
A
Hww
B
Zww

Slide 17 - Quizvraag

Zou jij dat even voor mij willen maken?
Maken is een...
A
Hww
B
Zww

Slide 18 - Quizvraag

De serveerster heeft een glas cola gegeven.

A
Heeft is een hww en gegeven is een zww
B
Heeft is een zww en gegeven is een hww
C
Heeft is een hww en gegeven is een hww
D
Heeft is een zww en gegeven is een zww

Slide 19 - Quizvraag

Maak zelf twee zinnen waar een hulpwerkwoord en zelfstandigwerkwoord in zitten. 

Slide 20 - Tekstslide