Cognitieve ontwikkeling

Cognitieve ontwikkeling
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GedragswetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cognitieve ontwikkeling

Slide 1 - Tekstslide

Cognitieve
ontwikkeling

Slide 2 - Woordweb

Definitie
Het mentaal proces van het verwerven, verwerken, opslaan en vervolgens toepassen van kennis en informatie.

M.a.w. het proces van het leren.

Link met evalueren in het onderwijs: begrijpen, toepassen, creëren

Slide 3 - Tekstslide

 Vier deelgebieden

  • Geheugen: informatie opslaan en onthouden (korte - en langetermijngeheugen)

  • Taal: verbaal communiceren met anderen

  • Waarneming: betekenis geven aan zintuigelijke informatie

  • Denken: problemen oplossen, inzichten creëren en nieuwe ideeën ontwikkelen

Slide 4 - Tekstslide

Stellingenspel

Slide 5 - Tekstslide

Kinderen leren beter door te spelen dan door traditionele instructies.
Eens
oneens

Slide 6 - Poll

Digitale technologieën zoals tablets en educatieve apps hebben een positief effect op de cognitieve ontwikkeling.
eens
oneens

Slide 7 - Poll

Sociale interactie is cruciaal voor een gezonde cognitieve ontwikkeling
eens
oneens

Slide 8 - Poll

Het gezin heeft een grotere invloed op de cognitieve ontwikkeling.
eens
oneens

Slide 9 - Poll

Cognitieve ontwikkeling per levensloopfase

Slide 10 - Tekstslide

Prenatale fase

Slide 11 - Tekstslide

Prenatale fase
  • de hersenen ontwikkelen zich steeds meer
  • vanaf 10 weken zwangerschap is het gehoor van de baby in volle ontwikkeling - de hersenen ontvangen de geluidssignalen 
  • eerste concept van taal kan al vastgelegd worden door te praten tegen de baby (belangrijk voor vertrouwen en herkenning na de geboorte)
  • een baby kan voelen wanneer er op de buik getrommeld wordt, soms reageert een baby hierop ( zie filmpje spelen in de buik)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Baby

Slide 14 - Tekstslide

Baby
  • een baby leert van zijn omgeving
  • de zintuigen nemen verschillende ervaringen op (voorbeeld sabbelen aan een fopspeen is aangenaam)
  • de hersenen zijn in staat om deze ervaringen te herinneren 
  • naarmate een baby meer ervaring opdoet, laat hij zijn voorkeur blijken (lievelingsknuffel)

Slide 15 - Tekstslide

Baby
  • tussen 3 en 6 maanden leert een kind onderscheid te maken tussen wat het kent en wat nieuw is
  • tussen 6 en 12 maanden ontwikkelt de baby het vermogen om een beeld in zijn geheugen vast te houden, zonder het te zien - objectpermanentie 
  • objectpermanentie houdt verband met scheidingsangst


Slide 16 - Tekstslide

Taalontwikkeling bij de baby
Dit verloopt universeel.
We spreken van de voortalige fase:
  • een baby communiceert door huilen
  • eerste glimlach verschijnt rond 8 weken
  • Rond 2 maanden maakt de baby comfortgeluidjes, nadien wordt dit een spel: verschillende toonhoogtes, roepen, fluisteren...
  • een kind gaat nadien brabbelen in een opeenvolging van dezelfde lettergrepen: da-da-da, ma-ma-ma (zie filmpje)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Peuter

Slide 19 - Tekstslide

Peuter

  • vanaf dat een peuter meer dan 2 woorden kan maken, begint hij de taalregels te begrijpen
  • hij komt snel in het meerwoordstadium (3 tot 5 woorden maken) 
  • daardoor vergroot zijn denkwereld
  • Doordat hij steeds beter kan praten, wordt de peuter gestimuleerd in zijn sociale ontwikkeling
  • denkt logisch na - merk je vaak in taal - voorbeeld: bloemenwaterzeef voor gieter
  • blijft soms fouten maken in uitspraak, vooral woorden met 'r' (zie video)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vroege kindertijd

Slide 22 - Tekstslide

Vroege kindertijd
  • een steeds realistischere kijk op de wereld
  • geïnteresseerd in oorzaak- gevolg, kleuter stelt heel veel 'waarom-vragen'
  • Taalontwikkeling gaat nu gepaard met de sociale en cognitieve ontwikkeling
  •  Rond 4 à 5 jaar kan een kind stotteren.  Is meestal een gevolg van enthousiasme- snel praten

Slide 23 - Tekstslide

Midden kindertijd

Slide 24 - Tekstslide

Midden kindertijd
  • rond 6 jaar denken kinderen anders over de wereld
  • van magisch en egocentrisch naar een rijper denkniveau en beter begrip
  • het denken is meer geordend en logischer dan in de kleutertijd
  • kunnen standpunten van anderen begrijpen
  • sociaal spreken
  • concentratievermogen stijgt
  • probleemoplossend denken: lezen, rekenen, schrijven...
  • taal: meer voeling met grammaticaregels - uitdrukkingen

Slide 25 - Tekstslide

Adolescentie

Slide 26 - Tekstslide

Globe-metafoor
Het tienerbrein kan verschillen in snelheid waarmee de centra rijpen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs
  • Jongens en meisjes hebben andere studieprestaties       
  • Een traag groeiende boom kan zich ontwikkelen tot de hoogste boom.
  • Er bestaan in het SO & hoger onderwijs behoorlijke verschillen in het studiesucces van tienerjongens en tienermeisjes. Breinrijping is anders bij tienerjongens en tienermeisjes. Meisjes hebben een voorsprong in bepaalde cognitieve vaardigheden en zelfinzicht.

Slide 29 - Tekstslide

Ideaal?

Slide 30 - Tekstslide

Gelijkenissen tussen jongens en meisjes in het onderwijs
  • Veel tienerjongens en tienermeisjes functioneren niet handig in de sociale setting
  • Ook eigenaarschap, zich verantwoordelijk voelen om te werken aan eigen vaardigheden, kennis & flexibiliteit is na het 17de jaar sterk ontwikkeling       

Slide 31 - Tekstslide

Gelijkenissen tussen jongens en meisjes in het onderwijs

  • De executieve functies (reactie-inhibitie, werkgeheugen, emotieregulatie, volgehouden aandacht, taakinitiatie, planning/prioritering, organisatie, timemanagement, doelgericht gedrag, flexibiliteit en metacognitie) zijn na het 17de jaar tot ongeveer het 25ste jaar sterk in ontwikkeling            

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

OPDRACHT

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

OPDRACHT

Vorm groepjes van 7, één hersenweetje per leerling
Lees het weetje
Vertel aan de andere groepsleden wat je nu weet

Slide 39 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 
(1896 - 1980) 

Slide 40 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 

Een cognitief schema is een innerlijke weergave van onderwerpen.  We vormen in ons leven innerlijke schema's van allerlei zaken zoals bijvoorbeeld onze ouders, liefde, oorlog... 

Deze schema's veranderen door de ontwikkeling van onze
hersenen en de ervaringen die we mee
maken.

Slide 41 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 

  • Senso-motorisch handelen (0-2 jaar): objectpermanentie
  • Pre-operationeel denken (2-7 jaar): symbolisch denken, hun denken is nog steeds niet logisch
  • Concreet-operationeel denken (7-12 jaar): systematisch en logisch denken
  • Formeel-operationeel denken (vanaf 12 jaar): abstract denken en redeneren

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Senso
motorische fase
Pre-
operationele fase
Concreet 
operationele 
fase
Formeel 
operationele 
fase

Magisch denken

Object
permanentie
Cognitieve schema’s van meer
abstracte begrippen (liefde, oorlog…)

Concrete begrippen zijn nodig om logisch
te redeneren

Moeten niet meer iets voor zich zien
om het te snappen

Slide 44 - Sleepvraag

Kritiek op de Theorie van Jean Piaget
Jean Piaget's theorie van cognitieve ontwikkeling heeft veel bijgedragen aan het begrip van kinderontwikkeling. Echter, zoals met elke theorie, zijn er kritiekpunten:

  • Veel onderzoekers geloven dat Piaget de cognitieve vaardigheden van kinderen onderschatte. 
  • Hij hield te weinig rekening met de kracht van de taalontwikkeling.
  • Piaget's theorie is sterk gefaseerd, wat suggereert dat kinderen in zeer specifieke patronen en op specifieke leeftijden door verschillende stadia van cognitieve ontwikkeling gaan. Echter, later onderzoek heeft aangetoond dat de cognitieve ontwikkeling vaak meer vloeiend en minder stadium-gebonden is dan Piaget voorstelde.

Slide 45 - Tekstslide

Kritiek op de Theorie van Jean Piaget
• Piaget's theorie focust voornamelijk op de individuele cognitieve ontwikkeling en negeert grotendeels de invloed van sociale en culturele factoren. Veel hedendaagse onderzoekers benadrukken het belang van deze factoren in de cognitieve ontwikkeling van kinderen.
• Hij deed zijn onderzoek bij een beperkt aantal kinderen, vandaag doet men onderzoek op veel grotere aantallen kinderen.
• Hij deed onderzoek op zijn eigen kinderen.


Slide 46 - Tekstslide