13-2 Blok 5 Fictie

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon bij de coach.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon bij de coach.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Zelf werken
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info
Vandaag geef ik uitleg over Fictie van Blok 5.
Daarna ga je zelf aan de slag. Vanwege de verschillende niveaus is samen lezen lastig.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
- ...kun je uitleggen in welke tijd een verhaal zich afspeelt.
- ...kun je zeggen wat de vertelde tijd in een verhaal is.
- ...kun je herkennen of een verhaal chronologisch of niet-chronologisch verteld wordt.
- ...kun je aangeven hoe een verhaal begint en eindigt.
- ...kun je het vertelperspectief herkennen.
   

Slide 4 - Tekstslide

Blok 5 Fictie: Tijd

- verteltijd = hoeveel blz. heeft het boek

- vertelde tijd = tijd die voorbijgaat in het boek (week, jaar, 10 jaar)

- tijdsperiode = in welke tijd speelt het verhaal zich af? (jaartal, historische figuren, gewoontes / kleding / eten / voorwerpen en omgeving)

Slide 5 - Tekstslide



Tijd
Chronologisch vs. niet-chronologisch.
  • Vooruitwijzing
  • Terugverwijzing vs. flashback 

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 6 - Tekstslide

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'


Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Flashback

Slide 8 - Tekstslide



Tijdloos
Soms heeft een verhaal geen tijd.
Deze noemen we tijdloos.

Bijvoorbeeld:
  • Sprookjes
  • Fabels
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 9 - Tekstslide



Wie vertelt?
Schrijver vs. verteller

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 10 - Tekstslide



Vertelinstanties
  1. Verteller = personage in ik-vorm --> ik-vertelperspectief
  2. Verteller = personage in hij/zij-vorm     --> hij-/zij- vertelperspectief
  3. Verteller = weet alles, geen personage  --> alwetend vertelperspectief
 Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 11 - Tekstslide

Begin
Soms begint een verhaal ergens middenin. Achteraf kan je nog worden bijgepraat over de personages en de situatie. Het is vaak in het begin even zoeken.

Slide 12 - Tekstslide

Open einde
Gesloten einde

Slide 13 - Tekstslide

Open en gesloten einde
  • Gesloten: verhaalprobleem is opgelost.
  • Open: verhaalprobleem is niet opgelost.

Slide 14 - Tekstslide



Aan de slag!
Ga lekker zelf verder werken.
Vragen? Ik hoor het graag!

Huiswerk: Alle niveaus: Maak Blok 5, Fictie, opdr. 3, 4 & 5 (pag.218 of 207).
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 15 - Tekstslide

Is de schrijver hetzelfde als de ik-figuur?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

‘Ik werk in het natuurmuseum. Tijdelijk, om werkervaring op te doen. Je kunt niet gewoon thuis blijven zitten. Ik heb tientallen keren gesolliciteerd.’

Uit: een onbekende trekvogel, Kader Abdolah
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller

Slide 17 - Quizvraag

‘Eerst was er de tuin, in de tuin de vijver, en daarna weer een gazon. Daarachter een hoge heg, donkergroen. Hij wist wat er na de heg kwam: een wild terrein waar ze huizen gingen bouwen. Een stuk van dat terrein kon hij zien, en de houtzagerij aan het eind ervan. En hij kon lezen, Leverkaats Fijnhoutzagerij.’

Uit: Hoela, Cees Nooteboom

A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller

Slide 18 - Quizvraag

‘Ze nam een slokje van de wijn, drukte haar sigaret uit en zag een gefragmenteerd beeld van zichzelf tussen de flessen voor de spiegel achter de bar. Weer de blik van die man. Hij had opmerkelijk heldere ogen, die bijna licht leken uit te stralen.
Joost had niets in de gaten en tapte op z'n eigen, half nonchalante manier drie biertjes voor de Amstel-jongens.’
Uit: de invaller, Rene Appel

A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht vertelperspectief

De zin: 'Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken', kom je tegen bij . . .
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
elk vertelperspectief

Slide 20 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
- ...kun je uitleggen in welke tijd een verhaal zich afspeelt.
- ...kun je zeggen wat de vertelde tijd in een verhaal is.
- ...kun je herkennen of een verhaal chronologisch of niet-chronologisch verteld wordt.
- ...kun je aangeven hoe een verhaal begint en eindigt.
- ...kun je het vertelperspectief herkennen.
   

Slide 21 - Tekstslide



Huiswerk
Alle niveaus: Maak Blok 5, Fictie, opdr. 3, 4 & 5.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 22 - Tekstslide