In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Nettokracht
Benodigheden
- Boek, schrift, rekenmachine
- Pen, potlood, liniaal
Tassen op de grond
Telefoons in de tas
Wat gaan we doen?
proefje werken met krachtmeter
uitleg p3 Nettokracht
oefenopgaven maken bespreken
huiswerk p3 maken
Jassen
uit
Slide 1 - Tekstslide
opfrissen!
wat: Je gaat oefenopgaven 1 t/m 12 maken.
Hoe: 5 minuten zelfstandig daarna mag je zachtjes overleggen.
tijd: 15 minuten
klaar: P3 nettokracht bestuderen!
timer
15:00
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:
- Uitleggen wat er aan de hand is bij krachten in evenwicht.
- De normaalkracht kunnen beschrijven en tekenen.
- De nettokracht bepalen.
Slide 3 - Tekstslide
Welke krachten zorgen hier voor evenwicht?
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer gaat iemand winnen als hij met iemand anders een wedstrijdje touwtrekken doet?
Slide 5 - Woordweb
twee krachten in evenwicht
In deze situatie houden de krachten elkar in evenwicht. Ze trekken even hard aan de zak, maar in tegenovergestelde richtingen. Daardoor gebeurt er niets: de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Fv
Fz
Slide 6 - Tekstslide
Twee krachten in evenwicht.
De zwaartekracht en spankracht zijn even groot, maar tegengesteld gericht.
De kist blijft in evenwicht.
Slide 7 - Tekstslide
De normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp en maakt hier evenwicht met de zwaartekracht.
In stilstaande situatie heft de normaalkracht de zwaartekracht op
De nettokracht is dan 0 N
Slide 8 - Tekstslide
De nettokracht
De nettokracht is de optelsom van alle krachten, ook wel resultante kracht genoemd.
Krachten met gelijke richting tel je bij elkaar op
Krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af.
Slide 9 - Tekstslide
voorbeeld
Bepaal de grootte en richting van nettokracht?
F links = 110 N
F rechts = 76 N
Nettokracht =?
Richting =?
Slide 10 - Tekstslide
Opwaartse kracht
Een boot wordt met een hijskraan in het water gelaten.
Als de boot in de lucht hangt wordt de kracht van de boot gedragen door de spankracht op de kabels => Bij evenwicht: Fz = Fspan
Als de boot het wateroppervlakte raakt, ondersteunt het water de boot. Dit heet de opwaartse kracht => De kabels hoeven steeds minder gewicht te dragen
Er geldt: Fz = Fspan + Fopw
Hoe verder de boot in het water zakt => hoe groter de opwaartse kracht
Als de boot drijft, hangen de kabels slap => Evenwicht => Fz = Fopw
Slide 11 - Tekstslide
Wat heb je nu geleerd
Uitleggen wat er aan de hand is bij krachten in evenwicht.
De normaalkracht kunnen beschrijven en tekenen.
De nettokracht bepalen
Beschrijven hoe de zwaartekracht, de spankracht en de opwaartse kracht elkaar in evenwicht kunnen houden tijdens tewaterlating van een boot
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de nettokracht?
A
de sterkste kracht in de tekening
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de krachten die overblijft als je samenwerkende krachten optelt en tegengestelde krachten van elkaar afhaalt .
Slide 13 - Quizvraag
Andere benaming voor nettokracht is
A
Resultante kracht
B
veer kracht
C
Somkracht
D
Optelsomkracht
Slide 14 - Quizvraag
Wat is er aan de hand als de nettokracht 0N is?
A
Het voorwerp valt
B
Het voorwerp versnelt
C
Het voorwerp staat stil
Slide 15 - Quizvraag
In evenwicht, als de veer niet trilt dus, dan geldt voor de krachten....
A
Fv is groter dan Fz
B
Fv is gelijk aan Fz
C
Fv is kleiner dan Fz
Slide 16 - Quizvraag
De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden
Slide 17 - Quizvraag
Hoeveel Newton is de netto kracht als de krachten in evenwicht zijn?
A
1 N
B
0 N
C
10 N
D
0,1 N
Slide 18 - Quizvraag
wat is de normaal kracht?
A
De kracht die normaal aanwezig is
B
de reactie kracht als je iets op een oppervlak neerzet
C
alle krachten bij elkaar opgeteld
Slide 19 - Quizvraag
Waar staat de pijl omhoog voor?
A
De omgekeerde kracht
B
De normaal kracht
C
de duwkracht
D
De gewoonkracht
Slide 20 - Quizvraag
2 krachten zijn in evenwicht als:
A
De krachten even groot zijn en dezelfde richting hebben
B
De krachten even groot zijn en een tegengestelde richting hebben
C
De krachten verschillen van grootte en richting
D
De krachten verschillen van grootte, maar wel dezelfde richting hebben.