Verwijswoorden

verwijswoorden


1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

verwijswoorden


Slide 1 - Tekstslide

Zoek de betekenis van het volgende woord en schrijf het op.
VERWIJZEN

Slide 2 - Open vraag

"Verwijzen"
Wat betekent dat?
A
Naar iets of iemand wijzen.
B
Veel weten, wijs zijn.
C
In de verte wijzen.

Slide 3 - Quizvraag

Met welke woorden kun je verwijzen naar
"het meisje"

Slide 4 - Woordweb

Het meisje is aardig, zij  leende mij haar oplader.


Waar heb je  het  cadeau  gevonden, dat  je gisteren meenam naar het feestje.
Een woord later in de zin verwijst naar een woord dat al eerder in de zin staat. Kijk maar.
WETEN: Vrouwelijke woorden > verwijswoord is ZIJ
WETEN: HET- woorden > verwijswoord is DAT of DIT

Slide 5 - Tekstslide

Met welke woorden kun je verwijzen naar
"de jongen"

Slide 6 - Woordweb

De jongen is aardig, hij  leende mij zijn oplader.


Waar heb je de jongen ontmoet, die  je gisteren meenam naar het feestje.
Een woord later in de zin verwijst naar een woord dat al eerder in de zin staat. Kijk maar.
WETEN: Mannelijke woorden > verwijswoord is HIJ
WETEN: DE- woorden > verwijswoord is DIE of DEZE

Slide 7 - Tekstslide

Samenvatting verwijswoorden
De woorden > die / deze
Het woorden > dat / dit

Vrouwelijke personen > zij
Mannelijke personen > hij
Meerdere personen > zij

Slide 8 - Tekstslide

Met welk woord verwijs je de volgende woorden?
1. Een jongen 2. Een meisje 3. Een vraag 4. Een cadeau

Slide 9 - Open vraag

Heb je nog een vraag?
Stel het dan hier.

Slide 10 - Open vraag