Stam werkwoorden

Grammatica 
Vandaag hebben we het over:

Stam en ik-vorm
Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden
En een beetje spelling...

Eerst uitleg en dan zelf werken.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 
Vandaag hebben we het over:

Stam en ik-vorm
Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden
En een beetje spelling...

Eerst uitleg en dan zelf werken.

Slide 1 - Tekstslide

Stam en ik-vorm
De stam van een werkwoord is 
het hele werkwoord zonder -en. 

Vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de stam van dit woord?
roeien

Slide 3 - Open vraag

Wat is ik-vorm van dit woord?
roeien

Slide 4 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
wensen

Slide 5 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
wensen

Slide 6 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
remmen

Slide 7 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
remmen

Slide 8 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
dragen

Slide 9 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
dragen

Slide 10 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
beloven

Slide 11 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
beloven

Slide 12 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
kloppen

Slide 13 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
kloppen

Slide 14 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
vegen

Slide 15 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
vegen

Slide 16 - Open vraag

't Taxi kofschip
Eindigt de stam op een 
T - X - K -F - S - C - H - P

Dan -t, -te of -ten in de verleden tijd of het voltooid deelwoord!

Slide 17 - Tekstslide

Lidwoorden
Lidwoorden zijn drie vaste woorden: de, het, een.

Lidwoorden kunnen voor zelfstandig naamwoorden
worden gezet:
- Het meisje
- Een boom
- De les

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
- Woorden voor mensen, dieren, dingen, enzovoort.

- Je kunt er vaak een lidwoord voor zetten.

De fiets, de stoel, het papier, het potlood.

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
- Veel zelfstandig naamwoorden kun je in het meervoud zetten.

De pet --> de petten
De boot --> de boten
Het glas --> de glazen


Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden


Let op ook namen van personen, landen, enzovoort horen bij zelfstandige naamwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
Dat lieve hondje is van de mevrouw aan de overkant.

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
Jos vertelt in zijn boek over zijn leven.

Slide 23 - Open vraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Het afscheidsfeest zal tot twaalf uur duren.

Slide 24 - Open vraag

Op mijn kamer ligt altijd veel ....
A
romel
B
rommel
C
romel
D
rommol

Slide 25 - Quizvraag

Een toetje met .... vind ik altijd heerlijk.
A
banaan
B
bannaan
C
baanaan
D
baanan

Slide 26 - Quizvraag

Die nieuwe Miss World is echt een ....
A
schoonheit
B
schoonheid
C
schoonhijt
D
schoonhijd

Slide 27 - Quizvraag

Zelf werken

  • Basis  Blok 2: Spelling 2.8 - 2.9 - 2.10
  • Kader Blok 2 Spelling: 2.8 - 2.9 - 2.10

timer
15:00

Slide 28 - Tekstslide