1. Je herkent en benoemt minimaal 15 verschillende
runderrassen.2. Je legt uit hoe de dagelijkse en periodieke verzorgende werkzaamheden van runderen uitgevoerd moeten worden.
3. Je kan een rund de juiste hoeveelheid voer en water geven.
4. Je kan beoordelen of het voer geschikt is voor runderen.
5. Je kan een rund op de juiste wijze met oog voor dierenwelzijn hanteren en fixeren.
6. Je kan verschillende huisvestingssystemen van runderen benoemen.
7. Je kan aangeven welke voor- en nadelen bij de huisvestingssystemen benoemen.
8. Je kan de specifieke huisvestingsbehoeften van runderen benoemen.
9. Je kan aangeven welke voor- en nadelen bij de huisvestingssystemen benoemen.