H3L61 - 2THF - Donderdag - 3.9 Spelling - Tussenletters in samenstellingen

Welkom 2THF : )


Planning van dit uur
  • Stillezen
  • Huiswerk bespreken: opdracht 1 en 3 t/m 5 van 3.9 Spelling
  • Uitlegfilmpje tussenletters in samenstellingen
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 8 t/m 11 van 3.9 Spelling 


Aan het einde van deze les
  • weet je (weer) wat een samenstelling is;
  • weet je wanneer je een -s of -(e)n tussen de delen van een samenstelling plaatst. 

Nederlands
timer
10:00
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Elevator pitch
  • Repetitie hoofdstuk 3 (toetsweek begin april) 
  • Boektok (vrijdag 9 mei)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 2THF : )


Planning van dit uur
  • Stillezen
  • Huiswerk bespreken: opdracht 1 en 3 t/m 5 van 3.9 Spelling
  • Uitlegfilmpje tussenletters in samenstellingen
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 8 t/m 11 van 3.9 Spelling 


Aan het einde van deze les
  • weet je (weer) wat een samenstelling is;
  • weet je wanneer je een -s of -(e)n tussen de delen van een samenstelling plaatst. 

Nederlands
timer
10:00
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Elevator pitch
  • Repetitie hoofdstuk 3 (toetsweek begin april) 
  • Boektok (vrijdag 9 mei)

Slide 1 - Tekstslide

Hoe spel je het goed?
A
Dorpsplein
B
Dorpplein

Slide 2 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Stadschouwburg
B
Stadsschouwburg

Slide 3 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Stationsrestauratie
B
Stationrestauratie

Slide 4 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Eikeboom
B
Eikenboom

Slide 5 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Blindenschool
B
Blindeschool

Slide 6 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Hogeschool
B
Hogenschool

Slide 7 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Huilebalk
B
Huilenbalk

Slide 8 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Aspergesoep
B
Aspergessoep

Slide 9 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Groentenboer
B
Groenteboer

Slide 10 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Beregoed
B
Berengoed

Slide 11 - Quizvraag

Hoe spel je het goed?
A
Maneschijn
B
Manenschijn

Slide 12 - Quizvraag

Uitlegfilmpje

Slide 13 - Tekstslide

Bingo
Ik zeg steeds welk woord je moet aankruisen. Heb je een horizontale rij van links naar rechts vol? Het duo dat als eerste staat, wint en mag een prijsje uitzoeken.

Vooraf: in één minuut opzoeken wat een voltooid deelwoord en een tegenwoordig deelwoord zijn (bladzijde 217 en 218)

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Infinitief
Hele werkwoord


Lachen

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
  • is nooit het enige werkwoord in de zin
  • staat meestal samen met een vorm van hebben, zijn of worden 
  • begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er- of her-

(heeft) bedankt, (heeft) gefietst, (heeft) verhuurd, (heeft) geslapen, (heeft) gezwommen, (heeft) verteld

Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord: regel








TKFSCHPX
infinitief
ik-vorm
stam
verleden tijd
voltooid deelwoord
dansen
dans
dans
danste
gedanst
verhuizen
verhuis
verhuiz
verhuisde
verhuisd
bakken
bak
bakk
bakte
gebakken
pakken
pak
pakk
pakte
gepakt
verven
verf
verv
verfde
geverfd
krijgen
krijg
krijg
kreeg
gekregen

Slide 17 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
  • Werkwoord dat aangeeft dat de handeling nog niet voorbij is 
  • Regel: eindigt altijd op een -d of -de

gierend van het lachen, huilend, dansend, miauwend
miauwende katten, huilende dansers

Slide 18 - Tekstslide