Nederlands - Talent - 3 vmbo- gt - 4.3 Woorden

Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt

4.3 Woorden
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt

4.3 Woorden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Woorden 4.3

  • Ik kan de betekenis van een woord omschrijven.
  • Ik kan bij een omschrijving het juiste woord kiezen.
  • Ik kan het juiste woord in een zin zetten.

Slide 2 - Tekstslide

Leren

4.3 Woorden    blz. 154


  • woord  - betekenis
  • betekenis - woord
  • juiste woord in zin kunnen zetten
timer
0:10

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen: woord - betekenis
Meerkeuze

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het woord?
1. zorgen baren

A
troost bieden, hulp bieden
B
(grote) zorgen veroorzaken
C
in het geheel, sowieso, helemaal
D
andere richting of aanpak kiezen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
2. soelaas bieden

A
troost bieden, hulp bieden
B
bedoeld om geld mee te verdienen
C
te vol zijn, te veel zijn
D
ik word er blij van

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
3. met rasse schreden

A
vaak
B
snel, angstaanjagend snel
C
nauwelijks, bijna niet
D
ik word er blij van

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
4. uit zijn voegen barsten
A
passen (bij iemand anders)
B
reclame voor bepaalde ideeën of producten
C
andere richting of aanpak kiezen
D
te vol zijn, te veel zijn

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
5. van koers veranderen

A
niet in verhouding, te groot, te veel, overdreven veel
B
andere richting of aanpak kiezen
C
zonder te stoppen, voortdurend, constant
D
voordeel hebben van

Slide 9 - Quizvraag

Oefenen: woord - betekenis

Je leest het moeilijke woord.


Jij typt de betekenis.



Slide 10 - Tekstslide

Wat is de betekenis van ...
6. propaganda

Slide 11 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
7. element

Slide 12 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
8. permanent

Slide 13 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
9. buiten proportie

Slide 14 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
10. algeheel

Slide 15 - Open vraag

Oefenen: betekenis - woord

Meerkeuze


Je leest de betekenis. 


Jij kiest het woord dat erbij hoort.

Slide 16 - Tekstslide

Welk woord hoort bij de omschrijving .....
11. voordeel hebben van

A
baat hebben bij
B
beperken, verminderen
C
andere richting of aanpak kiezen
D
aangepast voor jou als persoon

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de omschrijving .....
12. oorspronkelijk, origineel

A
niet ... en ook niet
B
vaak
C
in het geheel, sowieso, helemaal
D
authentiek

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de omschrijving .....
13. in het geheel, helemaal

A
periode van tien jaar
B
niet ... en ook niet
C
überhaupt
D
degelijk; met de hand gemaakt

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de omschrijving .....
14. aangepast voor jou als persoon

A
gecollecteerd
B
gepersonaliseerd
C
permanent
D
gedegradeerd

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de omschrijving .....
15. school voor onderwijs, wetenschap en onderzoek voor studenten vanaf 18 jaar

A
universiteit
B
element
C
überhaupt
D
decennium

Slide 21 - Quizvraag

Oefenen: welk woord past in de zin?

Meerkeuze


Slide 22 - Tekstslide

16. Welk woord past in de zin?
Ik ben ...................... te laat gekomen en nu moet ik me deze hele week om 8 uur melden.
A
veelvuldig
B
proportie
C
percentage
D
ambachtelijk

Slide 23 - Quizvraag

17. Welk woord past in de zin?
In het laatste ....................... heb jij leren fietsen, lezen, schrijven en rekenen!
A
decennium
B
proportie
C
authentiek
D
element

Slide 24 - Quizvraag

18. Welk woord past in de zin?
Het aantal Airbnb-adressen in Amsterdam wordt sterk .......................
A
gepersonaliseerd
B
aan banden gelegd
C
gebaat
D
gepromoveerd

Slide 25 - Quizvraag

19. Welk woord past in de zin?
Mike houdt ........ van groente, ..........van fruit. Lastig.
A
element
B
baat hebben bij
C
noch ..... noch
D
het welzijn

Slide 26 - Quizvraag

20.Welk woord past in de zin?
Een groot ................... van onze klas staat gemiddeld uitstekend voor Nederlands.
A
propaganda
B
proportie
C
percentage
D
permanent

Slide 27 - Quizvraag

21. Welk woord past in de zin?
Ik ben ....................... te laat gekomen en nu moet ik me deze hele week om 8 uur melden.
A
algeheel
B
autoriteit
C
veelvuldig
D
proportie

Slide 28 - Quizvraag

22. Welk woord past in de zin?
Andre Kuipers is een ...................... op het gebied van ruimtereizen.
A
permanent
B
ambachtelijk
C
autoriteit
D
universiteit

Slide 29 - Quizvraag

23. Welk woord past in de zin?
Mijn broer van 19 zit op de .................... en studeert Nederlandse taal- en letterkunde in Groningen.
A
authentiek
B
element
C
universiteit
D
proportie

Slide 30 - Quizvraag

24. Welk woord past in de zin?
Onze ................... kaas is op onze boerderij gemaakt van melk van onze biologische koeien.
A
autoriteit
B
proportie
C
element
D
ambachtelijke

Slide 31 - Quizvraag

25. Welk woord past in de zin?
De ............................ in dit portret kloppen niet: het hoofd moet groter en de ogen kleiner.
A
proporties
B
amper
C
percentages
D
permanent

Slide 32 - Quizvraag

Hoe goed ken je de betekenissen van 4.3 woorden al?
Ik ken ze .....
A
onvoldoende
B
matig
C
ruim voldoende
D
goed

Slide 33 - Quizvraag

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 34 - Tekstslide